Een magnetron voor arme landen

Herbert Blankesteijn, Kijk oktober 1994


Wat doet een natuurkundige van de deftige Amerikaanse Harvard-universiteit op het platteland van Kenia? Wat brengt een geleerde, die in airconditioned laboratoria zou kunnen werken, ertoe om in hitte en stof te gaan staan timmeren? En waarom lijkt het even later of hij kookles geeft aan een groep Keniaanse vrouwen, die je op dat gebied toch echt niets hoeft bij te brengen?

De natuurkundige is Daniel Kammen, 32 jaar oud. Een jongensachtige verschijning, die zich vooral in spijkerbroek en T-shirt vertoont. En dat voor iemand na zijn opleiding op Harvard intussen docent is geworden aan de ook al vrij sjieke universiteit van Princeton. Toch zit in die overstap de verklaring voor zijn activiteiten hier in een Keniaans boerengehucht. Daniel Kammen doceert in Princeton geen natuurkunde maar energie, technologie en milieu in de Derde Wereld. En hij is hier om langs natuurkundige weg aan ontwikkelingssamenwerking te doen.

Het verhaal waarin Daniel een hoofdrol speelt begint eind jaren zeventig bij twee grootmoeders uit de Amerikaanse staat Arizona. Arizona is een woestijnstaat waar de zon onophoudelijk schijnt. Afgelopen zomer liep de temperatuur daar zo nu en dan op tot tegen de vijftig graden Celsius in de schaduw. De oude dametjes hadden wel eens iets gelezen over zonne-energie en hadden besloten in hun eigen tuin een zonne-oven te bouwen. Het werd een dubbelwandige doos met een glasplaat als deksel en een rechtopstaande klep bekleed met aluminiumfolie. De pan moest liefst zwart zijn. Al die dingen hadden een duidelijke functie: folie weerkaatst zonlicht en vergroot de hoeveelheid straling die in de doos valt. Glas maakt de doos tot een soort broeikas. Een zwarte pan neemt straling op en maakt er warmte van. En de dubbele wand, door de oma's gevuld met kranten, moest voork%omen dat de warmte weglekte naar buiten.

In zo'n eenvoudig stukje huisvlijt bleek je uitstekend te kunnen koken. De temperatuur binnenin haalde makkelijk de 120 graden, met uitschieters tot 170! De vinding werd bekend en werd geadopteerd door jongere, meer gestudeerde Amerikanen. Die richtten de Solar Box Cookers International op, een clubje van zonneoven-enthousiasten. De SBCI organiseert onder andere een jaarlijkse kookdag in Sacramento, een soort zonne-barbecue.

Het is niet erg milieuvriendelijk om van de Amerikaanse oostkust naar Sacramento, Californië te reizen om dáár dan een maaltijd te bereiden met behulp van zonne-energie. Het zonnekoken is meer een modeverschijnsel voor verwende Amerikanen. Maar dat hoeft het niet te blijven. Daniel Kammen is een van de mensen die de zonneovens daar probeert te krijgen waar ze wel degelijk alle verschil van de wereld maken. In Kenia bijvoorbeeld, een land dat voor zijn energievoorziening op één binnenlandse hulpbron is aangewezen: hout. Zelfs elektriciteitscentrales stoken op hout. Waterkracht heeft Kenia nauwelijks, olie of kolen kan het land alleen kopen op de internationale markt. Maar dat kost geld en geld is schaars in Kenia. Dus wordt het hout.

Daardoor wordt het hout op zijn beurt zienderogen schaarser. Verwarming is in Kenia niet nodig maar koken doet iedereen op hout of houtskool. Dorpelingen, om precies te zijn de vrouwen, moeten vaak uren lopen naar een plek waar ze wat takken kunnen verzamelen. Bovendien heeft Kenia de snelst groeiende bevolking ter wereld. Elk jaar komt er 5% bij de bijna 30 miljoen mensen die er nu al zijn. Per persoon gaat er jaarlijks ongeveer een ton hout in rook op. Als het zo doorgaat is er over enkele tientallen jaren geen hout meer in Kenia.

Zonneovens hebben geen hout nodig, dus ze zouden kunnen helpen het brandstofprobleem en de ontbossing in Kenia en in tal van andere Derde Wereldlanden te verminderen. En ze hebben volgens Daniel Kammen nog meer voordelen. 30 tot 40 procent van de broeikasgassen ontstaat in ontwikkelingslanden, mede doordat hout de voornaamste brandstof is: bij de verbranding van hout ontstaat kooldioxyde, het bekendste broeikasgas. Die emissies zouden aardig omlaag kunnen. En tenslotte: de vuurtjes waarop de maaltijden worden bereid worden maar al te vaak binnenshuis gestookt. Oogkwalen, longkanker en longontstekingen zijn het gevolg. De Wereldgezondheidsorganisatie WHO schat dat acute luchtweginfecties elk jaar wereldwijs het leven kosten aan 4,3 miljoen mensen.

Lang leve de zonneoven dus, maar Daniel Kammen maant tot voorzichtigheid. 'Het laatse wat ik de mensen hier wil vertellen is dat ze zonneovens moeten gebruiken om het wereldmilieuvraagstuk op te lossen. Ze moeten er zelf wat aan hebben, anders wordt het toch niets.' Hij is door schade en schande wijs geworden. In allerlei Zuidamerikaanse en Afrikaanse landen is hij projecten begonnen om de ovens aan de man te brengen. Aanvankelijk via de mannen van de dorpen die hij bezocht - die zijn nu eenmaal meestal de baas. Maar ging mis en het werd al snel duidelijk waarom. De mannen zijn weliswaar meestal de baas, maar de zonneovens zouden hun geen werk uit handen nemen. Koken en hout halen is bijna overal vrouwenwerk en een man wordt er niet direct beter van als zijn vrouw het makkelijker krijgt. Sinds Daniel de heren des huizes passeert en zijn boodschap rechtstreeks aan de vrouwen verkondigt, gaat het een stuk beter.

Een andere fout die vroeger veel is gemaakt, is dat technische oplossingen voor het een of andere probleem zonder meer bij de toekomstige gebruikers werden neergezet. De autochtonen kregen een gebruiksaanwijzing of een cursus en moesten er maar van uit gaan dat het efficiënte kacheltje of de zuinige waterpomp er stond voor hun eigen bestwil. Veel Westerse technologie is zo aan roest ten prooi gevallen.

'In 1992 nog,' vertelt Daniel Kammen terwijl in zijn oven een ketel water op temperatuur komt, 'vroeg een hulporganisatie of ik even een half miljoen oventjes kon leveren voor vluchtelingen in Liberia. Een half miljoen! Stel je voor. Hoeveel zouden er in elkaar gezet zijn? Hoeveel zouden er zijn gebruikt? Ik heb dat geweigerd. De mensen moeten er zelf voor kiezen.'

De tactiek die Kammen nu volgt gaat zo: via een leidend figuur in een dorp wordt de komst van zijn team voorbereid. Er wordt een oven achtergelaten, 'vrijblijvend op zicht'. Daarna komen Kammen en de zijnen de werking van de oven aan de belangstellende dames uit het dorp demonstreren. Het water kookt na ongeveer een uur. Dat is lang, maar lang zo lang niet als het duurt om hout te halen, een vuurtje te stoken en het water aan de kook te krijgen. Bovendien kun je andere dingen doen terwijl je wacht. De thee die Daniel zo bereidt (een traditioneel-Keniaanse lichtbruine brij van veel melk, veel suiker en weinig thee, een soort thee-verkeerd dus) valt goed in de smaak. Niet lang daarna is een vijftiental fleurig gehoofddoekte Keniaanse vrouwen in de weer met hamer en zaag om voor zichzelf oventjes te maken. Ze worden daarbij geholpen door medewerkers van Dan Kammen: vrijwilligers gerecruteerd door de organisatie Earthwatch, die dit een leuke besteding van hun vakantie vinden.

Kammen kijkt tevreden toe. 'Ze steken hier nu veel energie en tijd in. Dat betekent dat ze er iets van verwachten. Het betekent ook dat ze straks de oven niet zomaar ongebruikt zullen laten staan. Wel betaalt het project de materiaalkosten. De materialen zijn hier gewoon te krijgen, maar de spullen voor één oven kosten 20 dollar en dat is een half maandinkomen.' Na het bouwen van de ovens en het opdoen van de eerste praktijkervaring komen medewerkers van Daniel nog regelmatig terug met adviezen en recepten.

Kammens werk lijkt een druppel op een gloeiende plaat. In Kenia heeft hij in twee jaar tijd 83 ovens achtergelaten. Op 30 miljoen mensen is dat niet veel. Maar degenen die hij tot de zonneoven bekeert zijn zonder uitzondering enthousiast. Vrouwen komen hem speciaal bedanken omdat ze eindelijk weer tijd hebben om kleren te maken. In sommige dorpsgemeenschappen ontstaan clubjes net als de Amerikaanse Solar Box Cookers: kookverenigingen waar recepten worden uitgewisseld en gerechten worden bereid en geproefd.

De hoop is dat het idee zo wortel schiet, en het lijkt erop dat dat gebeurt. 60 Keniaanse gemeenschappen hebben Daniel Kammen uitgenodigd om uitleg te komen geven over de zonneoven en er liggen ook verzoeken uit Namibië, Indonesië, Thailand en Papoea Nieuw Guinea. Maar een beetje reserve is wel op zijn plaats. Als je ergens nieuwe techische oplossingen introduceert bestaat altijd de kans dat dit onvermoede effecten heeft. Kenianen zijn gewend binnenshuis te koken - nu moeten ze dit ineens buiten gaan doen. Het kan zijn dat dat goed gaat (de resultaten van Kammens werk lijken daarop te wijzen), maar dat spreekt niet vanzelf want het is een hele stap. Een ander verraderlijk punt is dat van de rook binnenshuis. Die is inderdaad slecht voor de longen. Maar aan de andere kant wordt er soms expres koeiemest op het vuur gegooid voor extra rookontwikkeling. Zo blijft het ongedierte uit de etensvoorraden en worden de malariamuggen verdreven.

Dus wat gaan de dorpelingen doen? Blijven ze een vuurtje stoken dan gaat een deel van de winst van de zonneoven teloor. Vergeten ze het vuur van nu af aan, dan worden ze later met de gevolgen daarvan geconfronteerd, tenzij ze bijvoorbeeld insecticide gaan gebruiken... Verder kan een zonneoven zelfs in de tropen niet op elk moment worden gebruikt. De zon schijnt niet elke dag en ook niet op elk moment van de dag. 'Een zonneoven halveert het brandstofgebruik van een gezin,' zegt Daniel Kammen. Dat is in ieder geval een goed begin.


Het materiaal dat hier verkrijgbaar is mag worden gedownload, gelezen en zelfs gekopieerd, maar alleen voor eigen gebruik. Vermenigvuldigen met winstoogmerk is niet toegestaan. Alles is copyright Herbert Blankesteijn, tenzij anders vermeld.
  • Terug naar het Herbert Blankesteijn Wetenschapmenu.
  • Terug naar het Hoofdmenu Archief Herbert Blankesteijn.