Het artikel deugt niet omdat het drijft op speculatie. De enige op feiten gebaseerde passage, die over de kansen op een hartinfarct van het streberstype A en de rustiger B-persoonlijkheden, raakt in Kets de Vries' verhaal kant noch wal. Hij schrijft: 'Sommigen vergelijken de workaholic met (...) persoonlijkheidstype A' (mijn cursivering). Vanaf dat punt beschouwt prof. Kets de Vries type A en de workaholic gemakshalve als synoniem. Zo werkt hij wel erg opzichtig naar het door hem gewenste antwoord toe: de harde werker gaat naar de bliksem.
Wat voor wetenschappelijke bevindingen heeft prof. Kets de Vries nog meer voor ons? 'Het lijkt haast wel of ze op de vlucht zijn voor het leven.' 'De A-persoonlijkheid ziet overal dreigingen.' 'Workaholics kennen een diepgeworteld minderwaardigheidsgevoel.' Volgt een theoretisch psychoanalytisch betoog vol superego's en ik-idealen waaruit moet blijken dat de ouders het weer gedaan hebben.
Zelf heb ik sterke aanleg voor workaholisme, als dat woord bestaat. Bijna alle eigenschappen die Kets de Vries aan workaholics toedicht heb ik in enige mate. Ongeduld, de neiging om lange werkdagen te maken, iets te vlug praten. Ik voel me dus aangesproken. Ik placht te werken tijdens de Kerstdagen zonder dat daar enige noodzaak toe was, en deed dat onlangs zelfs op de koffie bij mijn schoonouders, op een meegebracht draagbaar computertje. Wat Kets de Vries niet aandraagt kan ik hem leveren: enig feitenmateriaal.
De ouders van deze werkverslaafde hebben getracht hem te leren hoge eisen aan zichzelf te stellen. Daarnaast hebben zij hem een calvinistische arbeidsmoraal bijgebracht. Niettemin was hij tot ongeveer zijn 23ste tamelijk lui en hoopte hij een baantje te vinden voor 20 uur in de week of zoiets. Alles werd anders toen hij leuk werk vond en merkte dat hij daarin veel meer plezier had dan in bijvoorbeeld familiebezoek. En dat terwijl normen op het gebied van familieleven ook met de opvoeding waren meegegeven... Waarom zou het ene ouderlijke voorschrift wel tot het 'superego' doordringen en het andere niet?
En waarom zou, bij hetzelfde ouderpaar, het ene kind wel een werkverslaving ontwikkelen en het andere niet? Mijn ouders hebben maar liefst drie kinderen zonder dit euvel en ik ben het enige probleemgeval (het wordt tijd dat er naar een gen voor werkverslaving wordt gezocht). Het is met andere woorden het eeuwige gezwam van de psychoanalyse: als je maar lang genoeg in iemands jeugd pookt vind je altijd wel iets wat in je straatje past. Naar mogelijke tegenvoorbeelden wordt met aanzienlijk minder ijver gezocht.
Behalve psychoanalytische luchtfietserij vind ik in het artikel van Kets de Vries ook de cao-arbeidsmoraal van de jaren '70: je bent goed gek als je meer dan 40 uur in de week werkt, en iets wat geld oplevert mag je eigenlijk niet leuk vinden - zeker niet op zon- en feestdagen. Als je werkt met meer dan minimale energie dan ben je 'uit evenwicht', 'op de vlucht', heb je een 'draconisch superego' en moet je bij voorkeur in therapie.
Op een leeftijd dat ik, volgens een voorspelling van tien jaar geleden, allang opgebrand had moeten zijn, probeer ik het wat rustiger aan te doen. Niet vanwege enige slijtage maar voor het plezier van mijn gezin. Ik vind dat het redelijk lukt, mijn omgeving is daar geloof ik nog niet van overtuigd, wat wel iets zegt over de ernst van mijn geval. Van de door Kets de Vries voorspelde significante toename van mijn levensgeluk heb ik in ieder geval nog niets gemerkt. Ik was al zo gelukkig.