'Waar dan?' informeer ik en speur naar vraatzuchtige vissen, zonder iets te vinden. 'Haai,' houdt ze vol en kijkt me aan of ik debiel ben. Dat die man dat niet ziet! 'Bedoel je "hai",' probeer ik creatief, denkend aan een joviale begroeting of iets dergelijks. 'Ha-haaai.' Haar geduld dreigt op te raken. Gelukkig, daar wijst ze weer. En haar vingertje prikt naar het woord 'hij'. Pfff...
Ik kan er niet aan wennen. Hun spelen vals begrijp ik, evenals Danny heb meer as mij. Wat ik niet begrijp is hoe een complete basisschool in dit rare Creools verzeild raakt, in een groeikern die wordt overheerst door goed opgeleide, zich behoorlijk uitdrukkende dertigers. Met de meeste van die grammaticale miskleunen zal het vanzelf wel goed komen, al kan ik het niet laten de ergste consequent te verbeteren (bij m'n eigen kinderen dan).
Maar met die misvormde klinkers is het veel erger. Laupen, leizen, laimen. Ik versta ze soms niet eens en dat leidt tot de raarste misverstanden. 'Pappa, mag ik een aai?' Natuurlijk. Ik begin m'n dochter bereidwillig te strelen, blijkt ze trek te hebben in zo'n ding van een kip. Het lijkt me niet waarschijnlijk dat dit over gaat. Klinkervorming is bij mijn weten geen vak dat op school wordt onderwezen en je hoeft maar even naar de radio te luisteren om te weten dat de keurige ij-klank z'n langste tijd gehad heeft. Sterker, als je de keurigheid van iemands 'ij' kon kwantificeren dan had je een directe maat voor zijn leeftijd. 'IJ' is senior, 'ai' is even onder de dertig en 'aai' is basisschool.
Het zal de natuurlijke loop der dingen wel wezen. Ik vond m'n oma altijd zo netjes spreken en als ik opgenomen teksten hoor van rond 1960 dan lijkt het wel of destijds iedereen spraakles kreeg van Philip Bloemendal. Daar moet ik dan maar troost uit putten: dat het geknauw van mijn kinderen over een halve eeuw al deftig zal zijn.