Scherpslijperij bij balpenmoord

Herbert Blankesteijn, De Volkskrant 2-3-'96


Volgens Martijn van Calmthout kun je uit de schietproeven die in verband met de balpenmoord zijn uitgevoerd niet de conclusie trekken dat de verdachte onschuldig is. Hij beroept zich daarbij op 'kentheoretische' overwegingen. Van Calmthouts bijdrage (Volkskrant 24-2-'96) werkt onnodig vertroebelend op de discussie over deze zaak.

Van Calmthout meent dat er geen theoretische voorspelling van de uitkomsten was en vindt dat een bezwaar. Nu is er geen enkel kentheoretisch bezwaar tegen het lukraak doen van proeven, als de analyse van de resultaten maar deugt, en als de proeven herhaalbaar zijn. Maar er was wèl een voorspelling. Al was het niet in de strikt natuurkundige zin van een vooraf berekende uitkomst, de voorspelling was, op grond van oogheelkundige overwegingen, dat het niet mogelijk zou zijn een balpen in een hoofd te schieten. Het doel van de eerste proeven in Groningen was zelfs expliciet om deze veronderstelling te bevestigen, maar de initiatiefnemers hebben laten zien dat ze open stonden voor andere resultaten dan de verwachte.

Toen bleek dat je onder sommige omstandigheden een pen wèl door een oogkasdak heen kunt krijgen kwam aan het licht dat de pen daarbij op een karakteristieke manier werd beschadigd. De hypothese werd vervolgens dat het niet mogelijk zou zijn een balpen met een kruisboog onbeschadigd in een hoofd te krijgen. Die hypothese is getest aan de universiteit van Groningen op een varkenskop en een mensenhoofd, aan de universiteit van Amsterdam op een mensenhoofd, aan de universiteit van Leiden op een model van piepschuim en in het Gerechtelijk Laboratorium op een model van gelatine. Geen weerleggingen, alleen bevestigingen. Aanvullend literatuuronderzoek leverde tientallen gevallen op van vergelijkbaar letsel, waarbij in geen enkel geval sprake was van poging tot moord (laat staan met een kruisboog) en in bijna alle gevallen van een val op een scherp voorwerp - de alternatieve verklaring voor de dood van het slachtoffer.

Deze alternatieve verklaring werd verder ondersteund door proeven in Leiden waarbij een piepschuimen model op een pen werd gegooid. Daarbij bleek de pen in het model te verdwijnen zonder dat hij stuk ging, net als bij het slachtoffer. Ten overvloede was er een eenvoudige natuurkundige verklaring voor het verschil tussen pen-vliegt-in-hoofd en hoofd-valt-op-pen: in het eerste geval ondergaat de pen grote versnellingen en in het tweede niet.

Tegen deze samenhangende achtergrond is Van Calmthouts stelling onbegrijpelijk dat 'de enige wetenschappelijke conclusie is, (...) dat het in negentien proefschoten niet is gelukt'. Dat is filosofische scherpslijperij. Niets is zeker, nee, dat weten we. Hoeveel keer moet je een kanonskogel van de Toren van Pisa gooien voor je zeker weet dat hij nooit omhoog valt? Misschien waren de schietproeven zelfs een collectieve hallucinatie. Misschien hebben alle onderzoekers en aanwezige getuigen wel gejokt, en is het literatuuronderzoek gefingeerd.

Er is genoeg onderzoek gedaan, en zijn genoeg onderling onafhankelijke gegevens. Nu nog stellen: 'misschien hadden de onderzoekers wel pech en de moordenaar geluk' is strikt logisch juist, maar wetenschappelijk niet te verdedigen.


Het materiaal dat hier verkrijgbaar is mag worden gedownload, gelezen en zelfs gekopieerd, maar alleen voor eigen gebruik. Vermenigvuldigen met winstoogmerk is niet toegestaan. Alles is copyright Herbert Blankesteijn, tenzij anders vermeld.
  • Terug naar het Optimax menu
  • Terug naar het Hoofdmenu Archief Herbert Blankesteijn.