Hieronder volgt een gedeelte uit het boek 'Verbazingwekkende Vindingen van de 20ste Eeuw', door Herbert Blankesteijn (BZZToH 1992). Het boek is gebaseerd op artikelen die tussen 15 augustus 1991 en 30 april 1992 zijn verschenen in NRC Handelsblad. De tekst hieronder mag voor privedoeleinden worden gedownload en gekopieerd, maar alleen met inbegrip van deze toelichting. Gebruik met winstoogmerk is niet toegestaan.

Mens vangt muis


De muizeval behoeft geen nadere introductie. Het traditionele model heeft zelfs in winkels gelegen als kinderspeelgoed, met een muis van drop erin vastgeklemd. Zeker zo bekend is de muizeval als lijdend voorwerp van de verbeteringsdrift van uitvinders - denk aan de sketch van Tom Manders als Dorus bij de octrooiambtenaar (met slechts een rechtopstaand scheermesje als val).

De handige liefhebber kan met behulp van sommige illustraties in dit boekje waarschijnlijk meteen zelf aan de slag. Liefst alleen voor eigen gebruik, want het verkopen van uitvindingen waar octrooi op rust is natuurlijk illegaal. Of de beschreven uitvinding in de praktijk ook werkt is niet gegarandeerd. Als bijvoorbeeld de aanblik van een val de muis verdacht voorkomt, gaat het feest niet door. Wij maken ons daar nu niet druk om, en trouwens evenmin om het lot van de muis in een val die wel werkt. Het gaat om de schoonheid van de vindingen zelf.

Wat is er te koop op het gebied van muizevallen? Zouden er subtielere manieren zijn om een muisje te verschalken dan de bekende klemmen? Ja, die zijn er. Talloze vallen zijn op de een of andere manier gebaseerd op het principe van de wip. Neem bijvoorbeeld de uitvinding van Fritz Hubacher te Bern, zoals beschreven in een van de eerste Nederlandse octrooien: nr. 248 uit 1914. De wip is in dit geval te vinden op het dak van de val. Aan de ene kant hangt het deurtje dat op het juiste moment de val moet sluiten. Aan de andere kant hangt niets. De wip wordt in evenwicht gehouden door twee touwtjes die tot in de val zelf doorlopen. Om bij het aas te kunnen moet de muis de touwtjes f en g doorknagen. Het deurtje valt dan achter hem dicht.

Dit moet een heel oud idee zijn. De eigenlijke uitvinding van Hubacher is namelijk niet de wipconstructie zelf maar het feit dat de achterwand van glas is gemaakt. 'Hierdoor zal de muis in staat zijn vanaf de buitenzijde van de val het lokmiddel te zien, tengevolge waarvan zij meer aangetrokken zal worden.' Hubacher had blijkbaar geen hoge dunk van de reukzin van muizen, of van hun belangstelling voor holletjes.

Een Amerikaanse uitvinder met een naam die gemaakt lijkt voor de geschiedenisboekjes: Melvin Millard Melton, heeft een emmer bedacht met een rond deksel dat kan scharnieren om zijn eigen middellijn. Via een laddertje komt de muis boven, en hij stapt op het deksel. Niets aan de hand. Dan loopt hij naar gene zijde, bijvoorbeeld omdat daar aas ligt. Zodra hij de middellijn overschrijdt, kiept het deksel en verdwijnt de muis in de emmer. Door een slimme gewichtsverdeling kiept het deksel direct weer terug, klaar voor de volgende muis. Er moeten in Nederland prullebakken bestaan die ongeveer zo werken. Misschien kunnen deze een taak krijgen in de knaagdierenbestrijding, voor zover ze onbedoeld al niet een bijdrage leveren.

Wat gebeurt er met de gevangen muis? Melton noemt in zijn octrooiaanvraag de mogelijkheid van verzuipen, want er kan een laagje water in zijn bak. Maar dat hoeft niet. De wanden kunnen worden ingesmeerd met olie, tegen ontsnappingspogingen. Hij somt op: in een bak van 80 liter kun je stinkdieren en opossums vangen. Een emmer van 20 liter is goed voor onder andere ratten, marmotten en wezels. Een beker van een halve liter is geschikt voor muizen, en iets van het formaat theekopje kan nog altijd een kakkerlak opslokken. Allemaal leuke hebbediertjes.

In 1985 heeft Melton een Nederlands octrooi aangevraagd op een schoenendoos met een knik. Wederom een soort wip; de werking is uit de illustratie makkelijk op te maken. De beteuterde blik in de ogen van de muis vloeit waarschijnlijk voort uit de mededeling van Melton in zijn aanvraag dat het hier een wegwerpval betreft 'die gemakkelijk kan worden weggedaan na te zijn gebruikt, zonder blootstelling van het gevangen knaagdier.' Simpel dus, en hygienisch. Daar moet een kleine prijs voor worden betaald in de vorm van een wat uitvoeriger doodsstrijd van het gevangen dier. (Als een val de muis in leven laat, dan wijst dat nog niet op dierenliefde van de kant van de uitvinder. De meeste knutselaars geven als motief voor hun ijver dat mensen zich aan de bekende klemvallen kunnen bezeren.)

'Een jaar of dertig geleden was ik eens op mijn ranch bezig met plastic buizen. Opeens rende een muis een hoekstuk binnen, dat daardoor kantelde. Toen kreeg ik dit idee. Twintig jaar lang heb ik het vergeten, totdat *the old brain woke up*.' Aldus Melton vanuit San Clemente, Californie. Het eerste prototype maakte ook zijn vrouw enthousiast. 'We gingen naar de dierenwinkel, kochten muizen, kaas en pindakaas en zaten een middagje te spelen. *Jesus, the mice just went right in!*' Nu bezit Melton een fabriek in Maleisie die 350.000 vallen per jaar maakt in drie verschillende maten. Hij heeft octrooi in een kleine 50 landen.

Het Nederlandse octrooi 531 uit 1915 van Michael Jaeger te Darmstadt beschrijft zo ongeveer het omgekeerde van een wegwerpval. Het is een gecompliceerde machine waarin alweer een wipconstructie een deur achter de muis doet dichtvallen. De muis wordt vervolgens geacht zich door het apparaat omhoog te werken naar een ruimte die door een valluik in de vloer is gescheiden van een goed gevulde waterbak. Als de muis in het water valt zorgt de beweging van het valluik ervoor dat de voordeur van de val, die toegang geeft tot de wip, weer open en 'op scherp' komt te staan. De exploitant van de val hoeft alleen maar nu en dan langs te komen om de verzopen muizen uit het water te halen.

Nog veel helser is het apparaat van Fokko Dijksterhuis uit Zijldijk (Groningen). Hij kreeg octrooi in 1948. De muis moet, na te zijn gevangen, een ingewikkelde route door de val afleggen waarbij hij bijkans bewegwijzering nodig heeft. Op het juiste punt aangekomen zet hij met een lichte druk van zijn snuit een indrukwekkend systeem van nokken, veren, assen, scharnieren, plunjers, tuimelaars, afwikkelspoelen, differentiaalveerwerken en conische snaarschijven in werking. Dit leidt ertoe dat de trommel waar hij zich op dat ogenblik in bevindt gaat draaien, zodat het beest in een bak wordt gekiept met water 'of een ander verdelgingsmiddel'. Haast onnodig te vermelden dat Dijksterhuis zijn val een *motor* had toegedacht. Het geheel is heel handig voorzien van een kijkglas en een aftapvoorziening. Volgens mevrouw A. Bakker-Dijksterhuis, zijn dochter, deden de vallen het nog ook. 'Ze stonden door het hele huis heen, tot op zolder toe. Dan hoorde je ze werken en 's morgens lagen die muizen in het water. Nu hebben we ze niet meer nee, we hebben alles weggedaan.'

De heer Dijksterhuis, overleden in 1965, blijkt een ras-uitvinder te zijn geweest. Als boer had hij 16 man in dienst 'en een daarvan was aldoor met dat ijzer bezig,' weet mevrouw Bakker te vertellen. 'Een oogstmachine voor stekbieten, een draineermachine, en niet te vergeten kartonnen wegwerpbekers. In een tijd dat niemand daar nog aan deed. In de jaren '30 fokte hij nertsen en vossen, en als er jonge vosjes waren geboren kon je 't gepiep bij ons op de radio horen.' Het lijkt wel of de heer Dijksterhuis de babyfoon heeft uitgevonden. 'Hij had een hoop octrooien maar hij heeft er nooit geld mee verdiend. Het heeft een fortuin gekost. Daar word je niet rijk van, van octrooien. Na zijn overlijden hebben we alles verbrand. Al die papieren met formules. En met het betalen van die octrooien zijn we gestopt.'

Klemvallen blijven om de een of andere reden populair. Misschien haalt de gebruiker liever een verfomfaaid kadaver uit de klem dan dat hij zelf moet verzinnen wat hij met die gevangen, nog levende muis moet doen. Maar de val moet niet de verkeerde beesten naar de andere wereld helpen. Uit 1968 dateert de octrooiaanvraag van Jan Komduur uit Grouw voor een muizeval, speciaal voor volieres en kippenhokken. Het is een val alleen voor muizen, en in de verte doet hij denken aan de eerste hier besproken val, die van Hubacher. In de lengterichting van een langwerpig blok hout wordt een gang geboord en achterin die gang komt het aas. Om bij het aas te komen moet de muis door een strop heen, die aan een veer bovenop het blok vast zit. Die veer wil de strop met kracht omhoogtrekken door een spleet in het plafond. Twee touwtjes houden de veer tegen en die touwtjes zitten pal achter de strop, tussen de muis en het aas. Een vogel krijgt ze niet stuk, als hij er al bij kan. Muizen 'knagen naar hun aard de draden door', aldus de octrooiaanvraag. De veer schiet dan los en rukt de strop omhoog. De muis wordt onmiddellijk tegen het plafond doodgedrukt.

Komduur heeft nooit een octrooi gekregen want in Amerika had al eens iemand iets vergelijkbaars bedacht. Ook Komduur is intussen overleden. Plezier heeft hij van zijn idee wel degelijk gehad, zegt zijn zoon G. Komduur. 'Mijn vader had zelf vogels, krielkippen vooral. Die pikten van de muizekeutels en daar werden ze ziek van. De vallen deden het prima en hij nam ze mee als hij naar vogeltentoonstellingen in het buitenland ging. Dat leverde heel wat belangstelling op. Toen-ie naar het octrooibureau ging moest ik even aan Dorus denken. Ik was bang dat hij uitgelachen zou worden. Dat viel gelukkig mee. Hij maakte de vallen met de hand en verkocht ze voor een tientje of zo. De vraag was soms niet bij te houden. Zo heeft-ie er heel wat jaren succes mee gehad. Maar rijk geworden, nee, dat niet.'


  • Terug naar het Boekenmenu.
  • Terug naar het Hoofdmenu Archief Herbert Blankesteijn.