Het vormgegeven zwembad der VPRO
Herbert Blankesteijn, NRC Handelsblad 21-8-'97
Bij binnenkomst van het nieuwe VPRO-gebouw in Hilversum moet je langs een trapje omhoog naar de hal waar de receptie zetelt. De trap wordt in twee rijstroken verdeeld door een overlangs doorgezaagde boomstam. Deze originele leuning werd in augustus ontsierd door een met punaises opgeprikt fel oranje papiertje, dat bezoekers waarschuwde voor struikelpartijen bij links of rechts afslaan bovenaan de trap. De vloer in 'Villa VPRO' glooit ter plaatse namelijk zo gewaagd dat er een geniepig opstapje is ontstaan van een paar centimeter. Te weinig om in de gaten te hebben, net genoeg om je nek over te breken.
Ten tijde van de verhuizing van de VPRO is het nieuwe kantoor uitgebreid besproken, vooral door kunstrecensenten. De toon was algemeen lyrisch, op het kritiekloze af. Het ontwerp kreeg de Dudokprijs van de gemeente Hilversum. Nu er in het gebouw twee maanden is gewerkt kan worden vastgesteld dat dit het zoveelste gebouw is waarbij de architecten de vormgeving (en dus de eigen roem) hebben laten prevaleren boven het comfort van degenen die er moeten werken. Dat opdrachtgevers en kunstredacteuren de gevolgen van het design voor de werkomstandigheden niet zien valt ze niet aan te rekenen. Maar voor een architect zou het in overeenstemming brengen van uiterlijk en gebruiksgemak zo ongeveer de taakomschrijving moeten zijn. In een aantal gevallen kun je daarom rustig spreken van verwijtbare blunders. De struikelrichels bij de entree zijn daarvan de eerste voorbeelden die de bezoeker tegenkomt.
Bijna iedereen die de eerste trap overleeft vertoont in de ontvangsthal eenzelfde reactie: 'Wanneer komen ze stofferen?' De vloer: kaal beton. Het plafond: kaal beton. De balie waar de receptionistes zitten: kaal beton. In een eruptie van originaliteit en visie is het VPRO-gebouw zo onvoltooid mogelijk gelaten. Waar het beton niet kaal is, is het gecoat met een zo naargeestig mogelijk materiaal, dat kaalheid suggereert en naar het schijnt ook al weer begint los te laten. Verder zijn blank metaal, golfplaat en glas favoriet geweest. Een knusse sfeer voor de voormalige villabewoners levert dat niet op.
Nu is het gebruik van zulke materialen op zichzelf geen blunder. Maar iedereen die wel eens verhuist weet dat een ruimte met kale betonnen muren, vloeren en plafonds een akelige akoestiek heeft. Architecten en hooggeplaatste omroepfunctionarissen horen dit te weten, ook als ze nooit verhuizen. En de gevolgen zouden nog beheersbaar zijn geweest als het begrip openheid niet door de ontwerpers in hun filosofie was opgenomen. Wanden en deuren zijn uitgebannen (behalve rondom hooggeplaatse employé's) en samen met de materiaalkeuze levert dit Villa VPRO de sfeer op van een zwembad. Als in het magazijn, dat ook aan alle kanten open is, iemand iets laat vallen zijn de galmende gevolgen tot in alle uithoeken van het gebouw waar te nemen. Voetstappen op de - kaal metalen - traptreden, converserende collega's, gekwetter uit video-montageruimtes en rinkelende telefoons zorgen voor een geluidsniveau waar de Arbeidsinspectie best eens een dagje aan zou mogen meten. Het is een opgave een gesprekspartner aan de telefoon te verstaan. Lezend research doen is redelijkerwijs onmogelijk, behalve misschien op het toilet want daar heb je, zoals een medewerker vaststelde, tenminste nog vier muren om je heen. Zelfs in de studio's houdt de akoestische terreur niet op, want één daarvan is bijna compleet met blank metaal bekleed. De klank van deze ruimte is daardoor voor radiogebruik niet optimaal. Het is opmerkelijk dat zelfs hier artistieke maatstaven voorrang hebben gekregen boven de kwaliteit van het werk dat de komende decennia in het gebouw moet worden gedaan.
Verder wekt het op z'n minst bevreemding dat, na zeker dertig jaar ellende in gebouwen met teveel glas, een paar van de compleet glazen gevels van Villa VPRO aan het begin van de zomer zijn opgeleverd zonder zonwering. De zonwering wordt nu in allerijl aangebracht en zal operationeel zijn zodra de zomerse warmte afneemt.
De VPRO onderscheidt zich van andere omroepen doordat zij risico's niet uit de weg gaat. De bouwers van Villa VPRO hebben dit tot uitdrukking gebracht in de constructie van de trappen. Eén daarvan hangt tussen hemel en aarde, waarbij de passant voor een val in een tien meter diepe afgrond wordt behoed door verticaal gespannen stalen kabels. De leuningen zijn aan deze kabels bevestigd en geven dus mee. Niet alle VPRO-werknemers durven over deze trap. Nu is dit exemplaar alleen eng en niet gevaarlijk. Een andere trap stort zich over een metersbreed front vele meters omlaag, met treden onder een rare hoek, treden die twee keer zo hoog zijn als normaal en min of meer gewone treden zonder een leuning onder handbereik. Een hele kantoorvloer gaat naadloos over in de bovenste trede van deze trap, zonder enige veiligheidsvoorziening in de vorm van bijvoorbeeld een hek. Het eerste slachtoffer zal een radiomedewerker zijn, want de redactie van de Radio 1-programma's werkt beneden en moet dagelijks deze trap op en af, en bovenaan zit personeel van Radio 5, dat in aanmerking komt om bij vergissing over de rand te gaan. De VPRO kan zich maar beter vast verzekeren tegen schadeclaims. En gaan onderzoeken hoe ze bij de bouw van de volgende huisvesting uit de klauwen van de vormgevers blijft.
PS - Als free-lance medewerker van de VPRO roep ik met deze bijdrage het verwijt over me af dat ik vuile was buiten hang, en dat ik mijn kritiek had moeten ventileren in een intern VPRO-orgaan. Als de lof voor Villa VPRO ook binnenskamers was gebleven zou dat verwijt terecht zijn. Nu vind ik dat de hierboven vermelde feiten ook openbaar mogen zijn.
Dit artikel mag worden gedownload, gelezen en zelfs gekopieerd, maar alleen voor eigen gebruik. Vermenigvuldigen met winstoogmerk is niet toegestaan. Copyright Herbert Blankesteijn.