Een groot uitgevallen dierentuin

Herbert Blankesteijn, NRC Handelsblad 17-2-'94


Het nationale park Amboseli in het zuiden van Kenia is berucht om zijn stof - een poeder van fijngemalen vulkanische klei dat zonder mededogen doordringt in kleren, longen en fototoestellen. Beroemd is het park vanwege het wild. Juist in de droge, stoffige tijd struikel je over de zebra's, wildebeesten, giraffen en gazelles. Tal van andere soorten, zoals olifanten en buffels, zijn met wat geduld ook voor de lens te krijgen.

'In de regentijd vind je nauwelijks wild hier,' zegt bioloog Bert Toxopeus. 'Alles trekt dan het park uit, vooral naar het noorden en noordoosten, naar streken waar door de regen eiwitrijk gras de grond uit komt zetten. De voortplantingscyclus van zebra en wildebeest is daar zelfs op afgestemd: in de regentijd kalven ze. De moeders hebben dan een eiwitrijke voeding juist als ze dat, in verband met het zogen, het hardst nodig hebben. In de droge tijd moeten ze naar het park terug. Dat ligt aan de voet van de Kilimanjaro en dank zij het regen- en smeltwater zijn daar bronnen die nooit opdrogen.'

Het park Amboseli is klein: dertig km lang en gemiddeld zo'n tien breed. Het Amboseli-ecosysteem, het gebied waarvan de dieren afhankelijk zijn die in de droge tijd in het park verblijven, is veel groter. Dat omvat duizenden vierkante kilometers. Zonder deze achtertuin, en zonder de vrijheid voor het wild om het park in en uit te trekken, wordt Amboseli een groot uitgevallen dierentuin met een fractie van het aantal wilde dieren dat nu het ecosysteem bevolkt.

Het is niet denkbeeldig dat dit gebeurt. Steeds meer gebieden buiten het nationale park worden gereserveerd voor de landbouw en worden in verband daarmee omheind. De neiging van de Masai-herders om met hekken eigen stukken grond af te bakenen neemt ook toe. Grootgrondbezitters uit de regeringselite in Nairobi geven daarbij het slechte voorbeeld. Het wild wordt zo beroofd van zijn trekmogelijheden.

Ook los van territoriumkwesties is de natuur rond Amboseli in het defensief. Twee jaar geleden is de laatste leeuw aan een speer geregen. Roofdieren vormen volgens Toxopeus geen bedreiging voor het vee van de Masai, maar de herders uiten zo hun onvrede over het Keniaanse natuurbeleid, waardoor ze zich benadeeld voelen. Met de neushoorns is het eveneens een aflopende zaak. Er zijn er nog maar een paar. Het toerisme legt een heel eigen druk op het systeem: cheetahs gaan pas jagen als de busjes met kortgebroekte, plaatjes schietende blanken het park uit zijn. Tijd om aan voedsel te komen hebben ze dus maar van sluitingstijd tot donker, en dat is hooguit een uurtje.

Bert Toxopeus onderzoekt in Kenia de mogelijkheden om de effecten van beheersmaatregelen te voorspellen. Hij is in dienst van het Instituut voor Remote Sensing en Aardwetenschappen ITC in Enschede, het onderzoek wordt betaald door het Nederlandse ministerie van O&W en door UNESCO en het komt ten goede aan Kenya Wildlife Services (KWS), de instantie die verantwoordelijk is voor het Keniaanse beleid inzake natuur en toerisme. Toxopeus wordt geacht over een half jaar een computermodel bij KWS af te leveren waarmee de gevolgen van allerlei ingrepen tot ver in de toekomst kunnen worden gesimuleerd, zodat de combinatie van maatregelen die de meest gewenste gevolgen sorteert vanzelf naar voren komt. Hij werkt samen met een KWS-medewerker die het model zal gebruiken. Het is de bedoeling dat KWS zijn beleid voor Amboseli op deze simulaties gaat baseren.

Hoe kun je de gevolgen van beleidsmaatregelen uitrekenen? Toxopeus gebruikt als basismateriaal een Geografisch Informatie Systeem (GIS). Dat is een soort database met informatie van de meest uiteenlopende aard: uiteraard geografische gegevens zoals topografie en grondsoorten, verder dichtheid van bevolking en dieren, de aard van de begroeiing, klimatologische gegevens enzovoorts. Toxopeus: 'Dit soort informatie is vaak wel beschikbaar, maar verspreid over verschillende instituten. Managers die over het natuurbeheer gaan hebben vaak geen overzicht. Dus loont het om dat allemaal bij elkaar te brengen.'

Om daarvan een model te maken dat de ontwikkeling van een ecosysteem kan voorspellen zijn verder rekenregels nodig die bijvoorbeeld weergeven wat de invloed is van een bepaalde begrazingsdruk op de vegetatie en ook hoe het wild en de herders reageren op de steeds veranderende beschikbaarheid van voedsel in de natuur.

Een vergelijkbaar werkstuk heeft Toxopeus recentelijk gemaakt voor de autoriteiten van het Indonesische reservaat Cibodas, een bergachtig bosgebied op West-Java. Het park is omringd door een aantal nederzettingen, die voortdurend brandhout nodig hebben. Het hout wordt illegaal in het natuurgebied geoogst. Bert Toxopeus: 'Die mensen kunnen amper kerosine of wat dan ook betalen. Wat groeit is gratis, dus hakken ze dat regenwoud gewoon systematisch leeg. De beheerders van het park willen die destructie graag binnen de perken houden, maar als je een plan bedacht hebt wil je van te voren weten wat het oplevert.' Toxopeus heeft gegevens verzameld over de huidige toestand van het bos, de behoefte aan brandhout van de mensen, hun kapmethoden, het huidige landgebruik rondom het park, de bevolkingsgroei en dergelijke.

Volgens het model zal bij ongewijzigd beleid (géén beleid dus) de omvang van het ongeschonden bos in het jaar 2000 aanmerkelijk zijn geslonken. Het effect van maatregelen als afremmen van de bevolkingsgroei, invoeren van alternatieve brandstof, het aanleggen van brandhoutplantages of combinaties daarvan kunnen met het model worden berekend. Zo voorspelt het systeem dat een vermindering van de behoefte aan brandhout van 0,6 kuub hout per hoofd per jaar tot 0,2 kuub de aftakeling van het bos tot staan brengt. Er treedt zelfs herstel op. Zo'n vermindering van de brandhoutconsumptie valt bijvoorbeeld te bereiken door de bevolking betaalbare kerosine aan te bieden. Toxopeus: 'Dat lijkt me dus een uitstekend idee. Maar of ze dat ook doen, daar bemoei ik me niet mee. Overigens is één maatregel alleen vaak niet genoeg, of juist te drastisch. Je moet het zoeken in een combinatie van maatregelen.'

Het computerprogramma kan overigens te allen tijde nieuwe gegevens absorberen: over het aantal mensen, de bevolkingsgroei, de omvang van het bos, de behoefte aan brandhout of wat dan ook. Op die manier wordt voorkomen dat het model en de werkelijkheid uit elkaar groeien. Voor de volstrekt andere situatie rond Amboseli is Toxopeus van voren af aan begonnen. Grondmonsters nemen, satellietfoto's vergelijken met de actuele situatie, en niet in de laatste plaats de plantengroei inventariseren. Met een KWS-collega en een expert in plantensoorten van het ministerie van Nationale Ontwikkeling reist hij langs enkele tientallen representatieve lokaties.

De afwisseling in landschappen is verbluffend. Uitgestrekte savanne, dichte bushes en heuvels bezaaid met ooit door de Kilimanjaro uitgespogen rotsblokken wisselen elkaar af. De temperatuur is verrassend laag: door de hoge ligging (rond 1100 m) is het 's morgens zelfs uitgesproken fris. Alleen wanneer de zon schijnt wordt het werkelijk warm. Op iedere plaats noteert het team wat er groeit, of dat eetbaar is voor vee of wild, welk percentage van het terrein in beslag wordt genomen door bomen, struiken dan wel grassen en kruiden, en verder in hoeverre er sprake is van overbegrazing. Dat laatste is op veel plaatsen het geval, vooral in de omgeving van het nationale park, omdat zowel de Masai-herders als het grote wild daar in de droge tijd naar toe gaan.

De concurrentie tussen vee en wild is het meest acute probleem van het ogenblik. Binnen de grenzen van het park mogen de Masai niet komen; het is een 'game reserve', gereserveerd voor het wild. Erbuiten zijn op veel plaatsen waterputten aangelegd, zodat mensen en kuddes daarvoor niet het park in hoeven. Maar het is voorgekomen dat waterplaatsen opzettelijk onklaar zijn gemaakt (of niet gerepareerd) zodat de herders een excuus hadden binnen het park water te zoeken. Waarbij ze het natuurlijk niet konden helpen dat hun dieren zich aan het gras tegoed deden...

Met behulp van de verzamelde gegevens kan het model de produktiviteit van ieder stuk van het ecosysteem uitrekenen en daarmee de draagkracht, met andere woorden hoeveel vee en/of wild er met goed fatsoen van kan leven. Als het wild als een gegeven wordt beschouwd volgt daaruit hoe groot de kudden van de Masai kunnen zijn. Toxopeus: 'De Masai zijn niet gek. Die weten donders goed dat te veel vee niet goed is. Maar je moet er natuurlijk wel voor zorgen dat ze het park en de autoriteiten niet als vijanden gaan zien. Je moet ze ervan overtuigen dat het wild nut heeft, ook voor hun, en dat ze er in harmonie mee om kunnen gaan.' Zo is er door KWS een systeem ingevoerd genaamd 'Revenue Sharing' dat de Masai laat delen in de inkomsten die KWS uit het park ontvangt. Ook kunnen de omwonenden van het park vergoedingen krijgen bij schade door roofdieren of olifanten. Beide systemen werken verre van goed maar het denkbeeld dat de Masai niet alleen maar lastposten zijn die schade aanrichten is algemeen geaccepteerd.

Toxopeus: 'Je moet ze niet zien als een bedreiging voor het ecosysteem. Ze zijn onderdeel van het ecosysteem. Al honderden jaren, ze horen er gewoon thuis.' Vandaar dat hij met zijn Keniaanse collega's ook de omstandigheden en de opvattingen van de herders inventariseert: waar ze verblijven in regen- en droge tijd, hoeveel vee ze hebben, waar ze hun kuddes laten grazen, hoe ze aan water komen enzovoorts. De gesprekken met deze mensen verlopen in een vriendelijke sfeer. Waar Masai op toeristen met camera's nog wel eens vijandig willen reageren zijn ze heel voorkomend tegenover een deels Keniaans team met kennelijke belangstelling voor hun problemen. Foto's maken mag. Enkele Masai-zonen informeren waar we vandaan komen en beginnen onmiddellijk een conversatie over ontwikkelingshulp en Nederlands voetbal.

Toxopeus' computermodel is nog niet af - dat zal het over een half jaar zijn - maar uit zijn hoofd weet hij al voorbeelden van maatregelen die de druk op Amboseli zouden verlichten: 'In de eerste plaats voorkómen dat de Masai privé-grondbezit invoeren. Dat zou de doodsteek zijn voor het Amboseli-ecosysteem omdat je dan de trekroutes van het wild kapotmaakt. Een ander goed idee is het ontsluiten van ongebruikte graasgebieden. Er zijn gebieden waar genoeg gras groeit, maar waar in de droge tijd niemand komt omdat er dan geen water te vinden is. Als je daar waterputten slaat of er water met een pijplijn naar toe brengt dan kunnen de veehouders daarheen in plaats van naar het nationale park. Je moet natuurlijk wel uitkijken dat je dáár de boel dan niet overbegraast.'

Bert Toxopeus is zich bewust van de beperkingen van zijn model. 'Er gebeuren in Amboseli nog steeds dingen die we niet snappen, laat staan dat we ze kunnen voorspellen. Onlangs is er bijvoorbeeld een compleet meer verdwenen en ergens anders weer opgedoken. Daar zijn intussen wel theorieën over, maar het model voorspelt dat soort dingen zeker niet. Politieke ontwikkelingen evenmin. Als er onverwachte dingen gebeuren dan verwerk je die achteraf in de situatie waar de computer mee verder rekent. Het blijft een model; de voorspellingen zijn niet honderd procent zeker maar geven wel een trend aan. We blijven de voorspellingen controleren en passen het model zo nodig aan. Het alternatief is dat je niks voorspelt en maar wat doet.'


Het materiaal dat hier verkrijgbaar is mag worden gedownload, gelezen en zelfs gekopieerd, maar alleen voor eigen gebruik. Vermenigvuldigen met winstoogmerk is niet toegestaan. Alles is copyright Herbert Blankesteijn, tenzij anders vermeld.
  • Terug naar het Herbert Blankesteijn Wetenschapmenu.
  • Terug naar het Hoofdmenu Archief Herbert Blankesteijn.