Eigenlijk zou ik een woedeaanval moeten krijgen. Het is toch te dol dat een bezoeker die vele tientallen kilometers heeft afgelegd voor een persoonlijke visite aan het lijntje wordt gehouden, terwijl fluttelefoontjes, van mensen die te beroerd zijn om van hun achterste te komen, voorrang krijgen. Is het een overblijfsel uit de tijd dat de telefoon nog iets bijzonders was? Alleen belangrijke mensen hadden er een, dus als dat ding ging dan ging dat voor. Langskomen was voor arme sloebers en die konden wachten.
Tegenwoordig is het natuurlijk andersom. Als het werkelijk belangrijk is dan is een bezoek de aangewezen weg. Voor kleinigheden bel je even. Voor de telefoniste/receptioniste staat daar tegenover dat iemand die aan de balie staat niet gauw zal weglopen. Een potentiele klant die opbelt mag niet wachten, want dan hangt hij op en belt de concurrentie. Misschien heeft ze wel geleerd om mensen aan de balie te laten barsten.
Ik besluit mijn razernij even uit te stellen om het verschijnsel te bestuderen. Deze telefoniste/receptioniste is wel uitgesproken ongemanierd. Ze onderbreekt haar simultaanseance nog niet eens voor een een 'sorry, het is nogal druk', laat staan voor een 'ik kom zo bij u'. Ze keurt me geen blik waardig. Als dit nog lang duurt kom ik te laat bij mijn gastheer, terwijl ik nota bene op tijd hier stond.
Het is een ziekte, dit primaat van de telefoon. Een collega in de kamer naast mijn eigen werkruimte heeft me eens tot wanhoop gebracht doordat ze honderd procent van de tijd met die hoorn tegen d'r hoofd zat. Wachten, gebaren, heen en weer lopen, niets hielp. Niet te benaderen. Tenslotte ben ik tot haar doorgedrongen door haar op te bellen. Dat lukte dank zij de moderne uitvinding van de 'vijf': als je een bezettoon beantwoordt door het indrukken van de vijf dan zorgt de centrale voor een verbinding zodra het gewraakte gesprek is afgelopen. Beide toestellen gaan dan over. Lukraak blijven bellen is vaak frustrerend.
Dan ontwaar ik op de balie een grijze, modern vormgegeven telefoon. En ik krijg een idee. De negen. Het traditionele nummer van de centrale. Ik bel, hij gaat over. De telefoniste/receptioniste beantwoordt het volgende gesprek, en nog een. Ik sta nu in de rij en ik schuif langzaam op. Het kan met niet schelen hoeveel wachtenden er zijn, ik tel weer mee. Opeens, in stereo: 'Telefoniste.' Telefoonkwaliteit in mijn linkeroor, hi-fi in mijn rechter. 'Met Blankesteijn spreekt u, ik sta bij de receptie en ik heb een afspraak met de heer X, kunt u mij doorverbinden?'
Ze heeft mij ook in stereo gehoord. Haar mond zakt open en haar ogen worden groot. Ze kijkt me aan, eindelijk. 'Ik zal de heer X oproepen,' mompelt ze stuurs. Maar haar centrale begint weer te piepen, er is nog een gesprek. Ze neemt op. En dan word ik kwaad, verschrikkelijk kwaad.