Volgens de eerste zeevaarder die in de zeventiende eeuw de kust van Sachalin verkende, Maarten Gerritsz. de Vries, vormden Sachalin en het Japanse eiland Hokkaido een geheel. Zijn collega's in de achttiende eeuw slaagden er niet in om vast te stellen of het onderdeel was van het Aziatische vasteland of niet. De zeestraat tussen de westkust van het eiland en het Russische vasteland is maar luttele kilometers breed en een paar meter diep. Ze kwamen er niet door. Geen wonder dat Rusland en Japan al in de vorige eeuw in conflict raakten om het grondstoffenrijke gebied. Vandaar dat het tsaristische Rusland Sachalin begon te bevolken door het te gebruiken als strafkolonie. Toen Anton Tsjechov het koude en trieste oord in 1890 bezocht, trof hij er dwangarbeiders, vrijgelatenen en ballingen uit alle uithoeken van het Russische imperium. De straffen waren lang en als een veroordeelde daarna al terug wilde, was dat door de lange en dure reis nauwelijks mogelijk. Zo begon de russificatie van Sachalin. Tsjechov gebruikte het woord al, en bracht het teruglopen van de oorspronkelijke bevolking (hij noemt vooral de Gilyaken) in verband met het kolonisatieproces. Hij sprak zelfs de vrees uit dat de Gilyaken voor het begin van de 20ste eeuw uitgestorven zouden zijn.
De Russisch-Japanse oorlog van 1905 had een deling tot gevolg: Rusland het noorden, Japan het zuiden. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog woonden op Zuid-Sachalin een half miljoen Japanners en enkele tienduizenden Koreanen, die daar door Japan gedwongen te werk waren gesteld. Toen de Japanse nederlaag een feit was, werden de Japanners zonder pardon van het eiland geveegd. De Koreanen werden aan hun lot overgelaten en bleven, bij gebrek aan mogelijkheden om naar hun vaderland terug te keren. De russificatie schreed ongehinderd voort en vereiste steeds minder bewust beleid. Al decennia lang is het Russisch de taal van de overheid en dus ook de taal van het onderwijs. Intussen is het ook de vrijwel enige taal waarin het zinvol is om radio- en televisieuitzendingen te verzorgen. Alleen in het Koreaans zijn er sinds een paar jaar weer radioprogramma's. De overige ruim honderd(!) op Sachalin vertegenwoordigde nationaliteiten moeten zich behelpen met informatie en amusement in het Russisch. Volgens een vorig jaar uitgevoerde telling telt Sachalin onder andere 1 Afghaan, 1 Albanees, 1 Koerd, 1 Lap, 1 Eskimo en 16 Nederlanders, maar vooral 580.000 Russen, 46.000 Oekrainers en 10.000 Tataren. Voor de oorspronkelijke bewoners van Sachalin loont het steeds minder om de eigen taal nog te spreken. Deze volken luisteren naar de Tolkieniaanse namen Gilyak of Nivkh, Orok of Uilta, en Ainu. Geheel in stijl worden zij gerekend tot de Kleine Volken van het Noorden (van de Sovjet-Unie). De Ainu zijn op Sachalin helemaal uitgestorven. Van de Orok zijn er nog 129 over, van wie er 58 de eigen taal spreken. Er zijn ruim 2000 Gilyaken, waarvan er 447 de eigen taal, het Nivkh, gebruiken. Overigens zijn er nu niet minder Gilyaken dan in Tsjechovs tijd een eeuw geleden, maar toen waren er minder kolonisten en spraken alle Gilyaken Nivkh. Nu doen bijna alleen de ouderen dat nog maar.
Onlangs heeft een expeditie van taalkundigen Sachalin aangedaan met het doel nog iets te registreren van de autochtone talen, voor de laatste resten ervan oplossen in de Russische cultuur. De onderneming was georganiseerd en betaald door Japan. Het opmerkelijke zat hem vooral in het feit dat de onderzoekers op Sachalin werden toegelaten. Tot voor kort zat de grens potdicht omdat Japan de zuidelijke Koerillen terug wil, vier eilanden die Rusland na de oorlog heeft ingelijfd bij de provincie waar Sachalin toe behoort. De perestrojka en de diplomatieke dooi tussen de Sovjet-Unie en Japan maakten de wetenschappelijke visite mogelijk. Op speciale uitnodiging van de universiteit van Hokkaido maakte dr. Tjeerd de Graaf deel uit van de delegatie. De Graaf is Fries, theoretisch natuurkundige en lid van de vakgroep Taalwetenschap, sectie Fonetiek, van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij interesseert zich voor talen uit polaire streken in verband met belangstelling van het Groningse Arctisch Centrum in die richting. Met de Japanners kwam hij in contact door zijn pogingen om oude Edison-wasrollen (de voorloper van de grammofoonplaat) met opnamen van verdwenen Nederlandse dialecten weer hoorbaar te maken. 'Ik durfde die rollen niet af te spelen op een oude fonograaf omdat de wasrol sterk lijdt onder de slijpende werking van de naald. Ook waren sommige rollen gebroken en gelijmd en dan is afspelen helemaal onmogelijk. Ik dacht aan uitlezen met een laserstraal, en hoorde toevallig dat prof. Asakura in Sapporo daar juist in was geslaagd. Ik heb contact gezocht en het resultaat was dat ik voor een paar maanden door hem werd uitgenodigd om de techniek te leren.' Asakura's wasrollen bevatten opnamen uit 1905 van de Ainu-taal, die toen nog op Sachalin werd gesproken. De Graafs belangstelling voor minderheidstalen bleef niet onopgemerkt (hij bemoeit zich bijvoorbeeld ook met talen uit het westen van de Sovjet-Unie), en zijn beheersing van zowel het Russisch als het Japans evenmin.
Zo kwam de Graaf op Sachalin. Een streek van veel verdriet, maar voor een taalkundige een paradijs. Op tachtig uur geluidsband kon hij kwijnende talen vastleggen plus interviews in het Russisch of Japans met vertegenwoordigers van de betreffende minderheden (vooral Gilyaken. De Graaf: 'We hebben met ze gepraat over hun taal, bijvoorbeeld in welke situatie ze hun eigen taal gebruiken en wanneer ze overschakelen op Russisch. En we hebben ze gedetailleerde vragen over hun moedertaal gesteld, ze woorden laten produceren en stukken laten voorlezen.' De opnamen zijn niet alleen maar voor het museum bestemd. Het materiaal wordt ondergebracht in een 'akoestische databank' van klanken. Met twee Russische Nivkh-deskundigen probeert de Graaf nu een analyse te maken van de recente veranderingen in het Nivkh, mede als gevolg van de invloed van het Russisch. Wat de Graaf verder boeit zijn de Russische klanken die de Gilyaken nu uitbrengen en het Koreaans dat op Sachalin wordt gesproken. Dat is immers al bijna vijftig jaar van Korea geisoleerd. Andere leden van de expeditie hielden zich overigens met andere aspecten van de culturen in kwestie bezig, zoals kunstvoorwerpen, gebruiken en dergelijke.
Met hulp van de autoriteiten vonden de Graaf cs autochtone gesprekspartners. Maar hadden de uitverkorenen wel zin om die geleerde vreemdelingen te woord te staan? 'Ja. Voor ons was het een heel bijzonder ervaring, maar voor die mensen ook. Het was voor de meeste de eerste keer dat ze mensen van buiten de Sovjet-Unie spraken. En we hadden in onze groep een Amerikaan die tijdens veldwerk buiten Sachalin Nivkh had geleerd. De geinterviewden vonden het geweldig leuk om door een Amerikaan in hun eigen taal te worden toegesproken. Aan de andere kant waren het vanwege het gespreksonderwerp voor de oudere Gilyaken vrij droevige gesprekken. Ikzelf vond het ook een triest idee, dat ik sprak met de laatste vertegenwoordigers van een bepaalde cultuur,' aldus de Graaf. 'Maar de jongere generatie gaat er niet erg onder gebukt. Die gaat er van uit dat er over twintig, dertig jaar niemand meer is die die cultuur nog kent. Onder twintig- en dertigjarigen zijn er maar heel weinig die op een of andere manier met de eigen cultuur in contact komen. Er zijn wel scholen in het noorden waar sinds 1982 weer les in het Nivkh wordt gegeven. Er wordt dus wel een poging gedaan om de taal te handhaven, maar dat wordt erg moeilijk bij de huidige aantallen. En dan zijn er nog twee verschillende dialecten ook. Elders in de Sovjet-Unie heb je veel grotere minderheden, en ook in de Russische Federatie, waar Sachalin bij hoort. Die krijgen nu door de politieke veranderingen meer kans krijgen op culturele onafhankelijkheid. Daar kan het wel lukken.'
Wat voeren intussen de Japanners in hun schild? Het onderzoek is een Japans initiatief en wordt betaald door de Japanse regering. Is dit een verkapte territoriale aanspraak? De Graaf is voorzichtig. 'Dat zit er misschien bij, maar ik ben ervan overtuigd dat de motivatie van mijn collega's zuiver wetenschappelijk is. Het ligt voor de hand dat de hulp die aan de Sovjet-Unie wordt geboden niet alleen economisch van aard is, maar ook cultureel en wetenschappelijk. De hoop om het zuiden van Sachalin terug te krijgen leeft misschien wel bij een aantal Japanners, maar die hoop is net zo ijdel als de hoop van Duitsers om ooit Silezie of Oost-Pruisen terug te krijgen.'