* De optische computer. De voordelen: lichtstralen gaan sneller dan elektrische signalen, ze worden minder gestoord door elektrische velden, en ze kunnen dwars door elkaar heen gaan zodat draden elkaar mogen kruisen (op chips en printplaten zijn altijd ingewikkelde omleidingen nodig). Dat je met licht kunt rekenen is al jaren geleden aangetoond maar de lichtcomputer is nooit doorgebroken.
* De neurale computer. Een netwerk van met elkaar communicerende cellen kan patronen herkennen, ook in onvolledige informatie. Handig bij identificatie bijvoorbeeld. Een computer is goed in taken waar een mens slecht in is, een gespecialiseerd neuraal netwerk verslaat de mens op zijn eigen terrein.
Weliswaar worden neurale netwerken veel gebruikt, bijvoorbeeld om interessante krenten te vinden in de amorfe pap van gegevens die bij veel metingen wordt geproduceerd. Maar meestal is er geen fysiek neuraal netwerk; dat wordt op een conventionele computer gesimuleerd. Neurale netwerken zijn dan ook gedegenereerd tot programmeertruc en hebben zich niet ontwikkeld tot een essentieel ander soort computer.
* De plastic computer. Geleidende en halfgleidende kunststoffen maken het mogelijk elektronische schakelingen te maken van polymeren. Mooi, want kunststoffen zijn goedkoop te maken. Ook zou je chip-achtige schakelingen kunnen integreren in verpakkingen en kunststof produkten, bijvoorbeeld om produkten te identificeren en ze tijdens hun levensloop te volgen.
Dat laatste gebeurt meen ik zelfs al, maar van miniaturisering is geen sprake. Er komt nooit een plastic Pentium. Daarvoor is de produktietechnologie van siliciumchips te efficient. En zou het priegelen met verschillend ge-dope-te plastics op de vierkante micron net zo goedkoop zijn als het maken van homogene kunststoffen in bulk? Ik denk het niet.
* De DNA-computer. In DNA valt informatie op te slaan, dat is bekend. Met de bekende biochemische processen van herkennen, knippen, plakken en kopieren kun je rekenen. Dat is theoretisch aangetoond en ook in proeven bewezen. Je hebt zo miljarden processoren in een buisje, maar DNA is niet bijster betrouwbaar. Bij mij wil het er niet in dat we beveiligingssoftware gaan grondvesten op die blubber.
* De quantumcomputer. Volgens de quantummechanica kan een atoom in een groot aantal verschillende toestanden tegelijk zijn. Dat opent de mogelijkheid voor het uitvoeren van een astronomisch aantal berekeningen tegelijkertijd. Maar net als met de DNA-computer is het betrekkelijk makkelijk een mogelijkheid aan te tonen en een spectaculair experiment uit te voeren. Een functionerend apparaat maken is iets anders.
En dan nog. Stel dat er een praktische mogelijkheid zou zijn om een fundamenteel nieuw soort rekenapparaat te maken. Een computer op basis van nieuwe principes moet ontelbare horden nemen. Hij moet ontwikkeld worden, met kans op mislukking, in een tijd dat het gegarandeerd rendement oplevert om ontwikkelingsgeld te steken in het bestaande alternatief: de silicium computer. Hij moet qua prestaties een systeem overtreffen dat elke paar jaar zijn prestaties verdubbelt. Hij moet geaccepteerd worden door fabrikanten, die er mogelijk heel andere produktiewijzen voor moeten invoeren in plaats van de winstgevende van nu (denk aan de bezwaren van fietsenfabrieken tegen ligfietsen, roeifietsen en kunststof fietsen). Hij moet geaccepteerd worden door de maatschappij, die net begint te wennen aan de bestaande computers.
We zijn nog niet van de silicium chip af.