Ik was deze affaire al weer vergeten toen ik onlangs een onduidelijk formulier kreeg toegezonden vol met adressen, data, telefoonnummers en namen. Mijn eigen naam stond er ook bij. Ik moest een paar minuten studeren voor ik begreep wat er aan de hand was, maar ik werd beloond met een adembenemende blik op de werking in de praktijk van, ja, ik wist het weer, die vergoedingsregeling inzake readers.
Op 12 augustus 1993 heb ik in deze krant iets leerzaams geschreven. Iemand aan een universiteit wou dat in zijn reader hebben en toen kwam er een machinerie in beweging die ertoe leidde dat ik dat formulier in mijn brievenbus kreeg met halverwege de pagina een 'Aanbod billijke vergoeding' voor een bijdrage van 1 pagina in een bundel met een oplage van 30 exemplaren. Het bedrag dat ik daarvoor tegemoet mocht zien was negentig cent. Ergens stond nog 'Toelichting zie achterzijde' maar de achterzijde was geheel blanco.
Ik wil het absoluut niet over de billijkheid van de vergoeding hebben. Ik ben heel genereus in die dingen en bovendien, wat moet je anders in godsnaam hebben voor dertig kopietjes? Wat ik zou willen bespreken is het feit dat voor die negentig cent iemand van de universiteit het telefoonnummer van de krant heeft opgezocht, bij de krant mijn gegevens heeft opgevraagd, met de hand (jawel!) dat formulier heeft zitten invullen en het zaakje in een envelop heeft geduwd om het á raison van tachtig cent naar mij te sturen. Thuis had ik het formulier verder moeten invullen met gironummer en dergelijke, ik had het á raison van tachtig cent moeten retourneren en daarna zou iemand begonnen zijn met de procedure van het overmaken, die ook weer tot het nodige verkeer van enveloppen zou hebben geleid.
Dat leek me overdreven en ik heb telefonisch te kennen gegeven dat ik van de vergoeding afzag als ik een exemplaar van de reader mocht hebben. Die bleek 350 gram te wegen dus dat kostte de universiteit vijf gulden porto, maar dat kon ik van tevoren ook niet weten.
Er bleken dertig stukjes in te staan van vijf pagina's of minder, dus dertig keer is die hele procedure doorlopen voor bedragen van nog geen vijf piek. Dertig keer iemand opsporen, formulier prepareren, opsturen, invullen, terugsturen, afhandelen, overmaken. De langste bijdrage was twintig bladzijden lang, dus die was twee tientjes waard.
Wat moet er gebeuren wil een auteur 100 gulden krijgen, de psychologische grens tussen lachwekkende en iets minder lachwekkende bedragen? We nemen een stuk van vijf pagina's omdat langer bijna niet voorkomt in een reader. Een simpele berekening leert dat je 100 gulden krijgt als de oplage van de reader de 666 passeert. Het zal mij verbazen als dat sinds de invoering van deze regeling ooit is vertoond. Dit is dus louter werkverschaffing. Hoeveel van die idiote formulieren er per jaar worden ingevuld zoek ik liever niet uit.