Hij was niet ziek. Hij leverde geen gevaar op voor de omgeving. Op geen enkele manier stond hij in de weg. Hij hield een hoop licht tegen maar niemand had daarover geklaagd. Toch waren het de buren die mij tot de ingreep hadden gebracht.
Ze hadden al eens gesputterd dat door de wortels van de boom hun tegels scheef kwamen te liggen. En op een dag kwamen ze uitleggen dat onze populier wel erg veel babypopuliertjes liet opkomen op hun gazon. Ik kon zo zien dat ze gelijk hadden. Tien, vijftien jonge boompjes, enkele decimeters hoog, waren uit de wortels van onze boom gesproten en staken hiernaast hun hoofd uit het gras. Tot drie huizen verderop deed het fenomeen zich voor.
Kwesties als deze vind ik moeilijk. Moet ik in mijn tuin tegen mijn zin 'onkruid' wieden als iemand verderop in de straat iets absurds wenst te cultiveren als kale aarde met hier en daar een petunia? Ze wieden maar zelf, en alleen daar waar ze het kaal willen hebben, is mijn bescheiden opvatting.
Toch deed het agressieve gedrag van die populier me zeker zo sterk denken aan dat van een haan in een woonwijk. Hanen maken lawaai op momenten dat het slecht uitkomt en je kunt je er niet aan onttrekken. Hoe gezellig en landelijk sommige mensen dat gekraai ook vinden, binnen gehoorsafstand zijn er altijd mensen die er last van hebben. Ook al ben ik zelf niet zo iemand, ik vind dat een haan in een woonwijk niet kan.
En een witte populier, besloot ik na rijp beraad, ook niet.
Eerst heb ik geprobeerd hem, heel modern, een langzame dood laten sterven. Als je een boom ringt, dat wil zeggen rondom de stam een reep bast weghaalt, kan hij aan het einde van de zomer geen voedselvoorraad meer opslaan in zijn wortels en is hij ten dode opgeschreven. Hedendaagse natuurontwikkelaars doen dat wel eens om een bos een 'natuurlijker' aanzien te geven, met meer dood hout.
Het ringen was heel makkelijk. Twee snedes met de zaag rondom de stam, een verticale inkeping met een beitel, en de bast liet los, makkelijker dan de gewilligste sinaasappelschil. Of het zo bedoeld was. Ik stond verbaasd over de vochtigheid van het hout dat kwam bloot te liggen, over de intense, zoetige geur die opsteeg (die wel wat aan pas gemaaid gras deed denken) en over het grote aantal insekten dat er onmiddellijk op af kwam. Het bezorgde me het sentimentele maar sterke besef dat ik een levend wezen een dodelijke wond had toegebracht.
Dat was een jaar geleden. Deze lente kwam de populier in blad te staan of er niets aan de hand was. Om te voorkomen dat dit een affaire van jaren zou worden, met alle gevolgen van dien voor mijn reputatie in de buurt, ben ik met een kettingzaag erin geklommen en heb ik hem top-down in mootjes gezaagd. Weer die geur. En de langzame metamorfose van een kwieke boom tot een kale, eenzame stam. Wist u waarom een boom weerstand biedt tegen schudden? Niet door de stijfheid van de stam, maar door de massa van de kruin. Toen ik alle takken had afgezaagd stond er alleen nog een levenloze paal die zonder moeite in allerlei trillingen gebracht kon worden.
Hoewel, levenloos? De stomp die er nog staat en de wortels onder de grond produceren nu, in doodsnood, meer jonge scheuten dan ooit. Maar als je het bijhoudt is dat tijdelijk, is mij gezegd.
Ik heb mijn goede wil getoond. Nu mag ik een tegenprestatie vragen. Muziek, open haarden - buren halen elkaar op veel manieren het bloed onder de nagels vandaan, maar ik wil me redelijk opstellen. Handenvol katten piesen en poepen in onze tuin, op onze spullen, in de zandbak van onze kinderen, en staan ons konijn naar het leven. Ze wandelen ons huis binnen, desnoods door het zolderraam, en zitten aan onze etenswaren. Niets is asocialer dan het houden van een kat. Een kat in een woonwijk kan niet.
Buren van Nederland! Ik heb mijn boom ge-elimineerd. Elimineert u nu uw katten!