Hoe de omroep de taal bederft

Herbert Blankesteijn, Onze Taal, december 1999

Er is niets aan te doen: veelgehoorde woorden, uitdrukkingen, en andere vormen van taal, neem je over. 'Je' gebruiken als je jezelf bedoelt bijvoorbeeld. Voetballer: 'Als je zo'n wedstrijd in gaat heb je de wil om te winnen, maar als je dan zo'n snelle tegengoal krijgt heb je met deze tegenstander toch een probleem.' Ik kan bijna niet vermijden dat ik dit maniertje in mijn dagelijks spraakgebruik kopiëer.

'Je' gebruiken in plaats van 'men', dat mag. Het zal niet meevallen te achterhalen waardoor het werkterrein van 'je' zich heeft uitgebreid tot de eerste persoon enkelvoud. De Nederlandse neiging bescheidenheid voor te wenden? De mediatrainingen, waar de cursist leert zo te spreken dat hij altijd kan volhouden iets anders bedoeld te hebben? De opkomst van de zachte sector, die wel meer taalkundige gedrochten heeft gebaard? De je-vorm is tenslotte toch ook best een beetje een schreeuw om empathie.

Hoe het trucje het land heeft veroverd kan daarentegen iedereen zelf zien: het zijn de interviews op radio en televisie, en dan vooral die met sportlieden. Politici zijn gevolgd, en er zijn zelfs al hoogleraren waar te nemen die de luisteraar of kijker op deze manier vragen zich in hun te verplaatsen. Een manier van spreken die de omroep bereikt, krijgt vanzelf gewicht, om niet te zeggen kritische massa, en valt niet meer te stuiten.

In dit voorbeeld gaat het om een tamelijk goedaardige verandering. Vervelender is het dat de omroep fouten verkoopt als normaal taalgebruik. Voor een deel ligt dat aan de gasten die voor de microfoon of de camera worden gesleept. Zij plaatsen verkeerde klemtonen (de pólitieke wil, het éxclusieve óverleg, de kinderbíjslag), gebruiken lelijke woorden of uitdrukkingen (risicovol naar het publiek toe), of raken het spoor bijster als ze het juist extra goed willen doen (even groot dan). Dat valt de omroep niet kwalijk te nemen, want je kunt een woordvoerder niet examineren voor je hem de studio binnenlaat. Maar al is er geen sprake van schuld, de omroep is wel de oorzaak - 'wel degelijk', zou de sportverslaggever zeggen - van de verspreiding van dit taalbederf.

De redacties en presentatoren mogen zich dit aantrekken. Wel degelijk. Discussie 'rond' een kwestie, een hoekschop nemen 'namens' Oranje, een signaal geven 'richting' de vakbond. Gemakzuchtig geschreven teksten (het is maar goed dat we de d's en de t's in de geschreven versie niet onder ogen krijgen), voorgelezen met klemtonen op bijvoeglijke naamwoorden en voorzetsels, in een dictie die, nu ja, nog vaker afwezig is dan gewoon fout. Het publiek hoeft niet per se te denken dat het zo hoort: wat je vaak genoeg hoort, neem je vanzelf over. Onbewust. Omroepmedewerkers zou je wél kunnen examineren, maar het gebeurt praktisch niet.

Is de omroep wat dit betreft een trendsetter of een afspiegeling van de maatschappij? Met andere woorden, is het gehaspel met de taal op onze zenders misschien niet oorzaak maar juist gevolg van een algemene taalverweking, of, om het meer waardenvrij uit te drukken, van de evolutie van de taal? Veel doet het er volgens mij niet toe. Taal evolueert doordat fouten zich invechten. Maar je moet het ze niet te makkelijk maken. In Darwinistische termen: door de verslapping van het taalonderwijs is het aantal mutaties in de taal sterk gestegen. Waar ze zich ook voordoen, door toedoen van de omroep worden meer van deze mutaties dan vroeger levensvatbaar, en krijgen ze de kans zich te vermenigvuldigen. We zitten opgescheept met een kloeke kudde tweekoppige en vijfpotige taalkundige monsters die vroeger de strijd om het bestaan niet zo gauw zouden hebben overleefd.

En zo baant de omroep de weg voor het tijdpad, het afbouwen, ombuigen, herijken en herbevestigen uit het parlementair Haags dialect. Zo maakt de omroep op zichzelf nuttige vondsten tot cliché's, zoals is gebeurd met de hobbel, het prijskaartje en het financiële plaatje. De ingewikkeldste route naar het ABN is wel gevolgd door de uitdrukking 'van de gekke'. De Indiaan Klukkluk uit Pipo de Clown moest kreupel Nederlands praten. 'Mij zijn…' en zo. 'Van de gekke' zei hij wanneer hij 'gek' bedoelde. Haagse taalvernieuwers als Neelie Smit-Kroes zijn deze als grappige fout bedoelde kreet gaan gebruiken in de betekenis van 'buitengewoon gek'. (Het ontbrak er nog aan dat Smit-Kroes 'mij' gebruikte in plaats van 'ik'. Vermoedelijk prefereerde ze 'je'.) Zonder de omroep was deze variant Den Haag nooit uitgekomen. Nu werd hij snel een populaire uitdrukking, om binnen de kortste keren de rijen der afgetrapte cliché's te bereiken.

Voor cliché's moet je bij de omroep zijn. Presentatoren en woordvoerders moeten altijd tekst hebben, en als er tijd over is en de voorbereiding, de gevatheid en de algemene ontwikkeling tekort schieten, biedt het cliché uitkomst. Dan is ergens 'niks mis mee', is de gang van zaken 'niet verkeerd', de kandidaat 'fantastisch', gebeuren er soms dingen 'die je niet wilt weten', zijn gasten 'aangeschoven' en worden ze 'bedankt voor uw toelichting.' Een cliché betekent door het veelvuldige gebruik niets meer. Kijkers, luisteraars of gasten toespreken in cliché's is daarom beledigend. Een van de destructieve invloeden van de omroep op de taal is de massaproductie van cliché's: talloze bona fide woorden en uitdrukkingen worden onbruikbaar gemaakt en ontvallen op die manier de liefhebber.

Het ergst zijn de catchphrases die bij de omroep zelf worden verzonnen. Uit het grijze verleden: 'Sapperdeflap', 'Pipo koeien' (beide uit Pipo de Clown) en 'Willempie' (André van Duin). Iets minder grijs zijn 'Hoppa' (Harry Vermeegen) 'Jemig de pemig' (Kees van Kooten), 'Bal gehakt' (Archie Bunker en Fred Haché) en, ook uit de stopwoordenfabriek van Wim T. Schippers, 'Pollens' en 'Reeds'. Recente voorbeelden zijn de begroetingen 'Lullo' en 'Goeiesmorgens' uit Jiskefet. De reclame heeft ons noviteiten gegeven als 'Pitamientjes', '… en dat wilt u, …' en natuurlijk 'Foutje, bedankt!'

Wat is daar nu precies tegen? Veel van de genoemde voorbeelden zijn aardige trouvailles die hun komische effect deels ontlenen aan de herhaling. Kun je het feit dat ze ingang hebben gevonden niet evengoed opvatten als taalverrijking? Volgens mij niet. Weliswaar is na-praten de basis van taalverwerving, maar dat kan op intelligente en minder intelligente manieren. Het wezenloze nabauwen van kreten uit radio- en televisieprogramma's is daarbij een van de minst creatieve; zeg maar rustig de domste. Voorgefabriceerde tekstflarden zonder betekenis nemen de plaats in van normale spraak. Of erger: er klinkt een holle frase waar ook stilte had kunnen zijn. Het zou me niets verbazen wanneer de beschikbaarheid van deze algemeen inzetbare sgeluiden mensen berooft van het vermogen zelf iets te bedenken. Als dat zo is gaat de kwalijke invloed van de omroep op de taal veel verder dan het verspreiden van cliché's alleen. Wie vloekt is een papegaai, preekt de Bond Tegen het Vloeken, maar persoonlijk kom ik liever een paar originele godslasteringen tegen dan deze armoede.

En kom niet weer met het woord 'doemdenken' als voorbeeld van taalverrijking. Dat woord is net zoiets geworden als 'hoeven': het wordt alleen gebruikt in combinatie met 'niet'. Het is een wapen geworden in handen van geruststellende provinciebestuurders. Het is maar goed dat het tevens een botgeworden cliché is: het betekent niets meer. Dus als iemand roept, op de tv natuurlijk weer, dat we niet moeten doemdenken, luistert er niemand.

De massamedia smeren het parlementair Haags, het Goois en het algemene Hilversumse gebrek aan taalbeheersing uit over het hele land. Al doende vegen ze de authentieke dialecten van de kaart. Het is een bekend feit dat die streektalen op hun retour zijn. De jeugd oriënteert zich op de televisie en komt daardoor weinig anders tegen dan ABN, of wat daarvoor door moet gaan. Dit gebeurt trouwens niet alleen in Nederland: wereldwijd worden honderden talen - dus niet alleen dialecten - op deze manier in hun bestaan bedreigd.

Fouten en cliché's, stopwoorden en eenheidsworst. Ván iedereen, vóór iedereen. Fijns.


Het materiaal dat hier verkrijgbaar is mag worden gedownload, gelezen en zelfs gekopieerd, maar alleen voor eigen gebruik. Vermenigvuldigen met winstoogmerk is niet toegestaan. Alles is copyright Herbert Blankesteijn, tenzij anders vermeld.