Barre tijden op Nova Zembla

Herbert Blankesteijn, Kijk december 1992


Het is 14 juni 1597. Vijftien Hollandse mannen beginnen aan een hopeloze reis. Ze hebben tien barre maanden doorgebracht op het eiland Nova Zembla in de Noordelijke IJszee en proberen nu naar huis te zeilen in twee open sloepen. De bootjes zijn nauwelijks zeewaardig. De mannen zijn al uitgeput van de ontberingen die ze hebben doorstaan. Eten is er nauwelijks meer. En het is koud. Ook in de zomer wordt het in deze streken niet veel warmer dan vijf graden. Er drijft volop ijs in de zee. Er is geen beschutting tegen zeewater, wind en regen.

Ze halen het, maar vraag niet hoe. Onderweg sterven drie mannen 'van coude ende onghemack', zoals het thuisfront later te horen krijgt. Op 28 juli, meer dan zes weken na het vertrek, zien ze voor het eerst andere mensen, bewoners van het uiterste noorden van Rusland. Pas op 30 augustus, weer ruim een maand later, ontmoeten ze landgenoten. Eindelijk veiligheid. Dat gebeurt aan de kust van wat tegenwoordig de Barentsz Zee heet. En niet eerder dan 29 oktober komen ze aan bij hun geliefden in Nederland. Ze zijn bijna anderhalf jaar van huis geweest.

De vijftien kerels die deze vreselijke tocht ondernamen zijn natuurlijk de mannen van Willem Barents (zo schreef hij zijn naam zelf, dus zonder z) en Jacob van Heemskerck. Doordat zij het vaderland wisten te bereiken kennen wij nu het legendarische verhaal van hun overwintering op Nova Zembla, en van het huis dat ze bouwden om de winter door te komen: Het Behouden Huys.

Barents en van Heemskerck waren op zoek naar een noordelijke route naar Indië en China. Nederlandse zeevaarders zouden dan handel kunnen drijven zonder last te hebben van Spanjaarden en Portugezen, die de route rond Afrika onveilig maakten. In augustus 1596, drie maanden na hun vertrek uit Holland, raakten de (toen nog) zeventien mannen van Barents muurvast in het ijs aan de noordoostelijke kust van Nova Zembla. Ze hadden geen keus: ze moesten daar de ijskoude poolwinter zien door te komen. Hopelijk zou hun schip in de volgende zomer losraken.

Het werd een lange winter. Op 27 september vroor het al zo hard dat de spijkers, die ze bij het timmeren van hun huis in de mond staken, aan hun vel vastvroren. De zeelui uit Holland waren absoluut niet voorbereid op een overwintering. Ze hadden bijvoorbeeld geen goede kleding. Stoffen uit het ruim van het schip, eigenlijk bedoeld als handelswaar, gebruikten ze om extra kleren te maken. Hun leren schoenen bevroren aan hun voeten tot keiharde bonken zodat ze tot twee keer toe zelf beter schoeisel moesten maken. Het bier dat ze bij zich hadden bevroor en werd ondrinkbaar. Bier was geen luxe, maar een noodzaak aan boord van een schip omdat water vaak besmet raakte met bacteriën.

De overwinteraars hadden op gezette tijden geluk. Bijvoorbeeld de keer dat ze kolen uit het schip stookten in plaats van hout, dat ze op het strand vonden. Ze hadden alle kieren en zelfs de schoorsteen dichtgestopt om de warmte binnenshuis te houden. Na een tijdje werden ze suf en duizelig. Eén van de maats begreep wat er aan de hand was, wankelde naar de deur, gooide die open en viel flauw in de sneeuw. Zonder zijn oplettendheid was op die avond waarschijnlijk de complete bemanning gestorven aan vergiftiging door kolendamp oftewel koolmonoxyde: het dodelijke gas dat ontstaat als een vuur te weinig zuurstof krijgt.

Ze hadden verder geluk dat ze poolvossen vingen en opaten. Zonder dat onze helden het wisten, bevatte dat vlees een beetje vitamine C, zodat de gevreesde ziekte scheurbuik minder kans kreeg. Het bloedende tandvlees, de losrakende tanden en pijnlijke gewrichten deden pas echt van zich spreken tijdens de zeereis naar huis. Evengoed stierven twee van de zeelui voor de zomer kwam.

Ook hadden ze geluk met elkaar. Vermoedelijk heeft het goed geklikt tussen het samenraapsel dat een scheepsbemanning vaak toch was. Ze vierden met elkaar de feestdagen (waarbij de laatste rantsoenen wijn werden aangesproken, of pannekoeken werden gebakken van het laatste meel) en hielden zo de moed erin. Ze haalden zelfs grappen uit. Een van de ijsberen die ze hadden gedood werd op zijn vier poten gezet tot hij in die stand bevroren was. Zo hadden ze een standbeeld in de tuin.

Toen in juni hun schip nog steeds hopeloos vast lag in het ijs, besloten de vijftien overlevenden het maar in de sloepen te proberen. Het huis en het schip werden achtergelaten. Tweehondervijfenzeventig jaar lang kwam er op die plaats helemaal niemand.

Pas in 1871 zag de Noorse zeehondenjager Carlsen vanaf zijn schip een vervallen huis op het land staan. Hij nam poolshoogte en vond het huis vol spullen die de bewoners hadden achtergelaten. Het schip was er niet meer. Gezonken, weggedreven? Wie zal het zeggen... Carlsen nam het nodige mee en het meeste daarvan is nu in het bezit van het Rijksmuseum. In deze eeuw is de Russische ingenieur Kravtchenko er een paar keer geweest. Hij heeft een zes meter hoog kruis bij het huis opgericht, als eerbetoon aan Barents.

En in 1992 besluit de wetenschap om zich er mee te gaan bemoeien. Want wat we weten van het Behouden Huys weten we van het verslag van de schipbreukelingen zelf en van de toevallige voorbijgangers die er zijn geweest. Daar is qua nauwkeurigheid wel eens wat op aan te merken. Nova Zembla is als Russisch militair gebied lang verboden terrein geweest, maar door de veranderingen in Rusland is het nu mogelijk om toestemming te krijgen voor een bezoek. Daar komt bij dat de 400ste verjaardag van het Behouden Huys eraan komt... Wat is er vandaag de dag over van het Behouden Huys? Heeft het zin de restanten uitvoerig te onderzoeken?

Op 20 augustus 1992 arriveren drie Nederlandse en vier Russische poolonderzoekers en drie Nederlandse journalisten op de kale steenachtige kust van Nova Zembla. Per helikopter, want de tijden zijn veranderd. Zonder moeite vinden we de plek: een rechthoek van houten balken met een heleboel troep eromheen. De helikopter zet ons voor de deur af.

Alles klopt. De plaats, bij de baai die door Barents c.s. IJshaven werd genoemd. De fundamenten van het huis: dikke, half vergane balken, waarvan een enkele duidelijk als boomstam van het strand is gehaald en door de overwinteraars is bewerkt. Overblijfselen van eiken vaten - de dichtstbijzijnde eik groeit duizenden kilometers hier vandaan. Heel kenmerkend zijn de dikke roestige spijkers, die niet rond zijn, zoals de spijkers van vandaag, maar vierkant. De leider van onze expeditie, dr. Louwrens Hacquebord van het Arctisch Centrum van de Universiteit van Groningen, weet het zeker. Dit zijn de schamele restanten van het Behouden Huys, waar zestien van onze voorouders 'met grooter armoedt, ellende ende verdriet mosten overblyven.' Zestien, want de timmerman stierf nog voor het huis was afgetimmerd.

Even is het spannend: kunnen we hier wel blijven? Er zijn ijsberen gesignaleerd. We tellen onze wapens: twee alarmpistolen, twee geweren. We tellen de patronen. We spreken af dat er dag en nacht een 'berenwacht' van twee personen moet zijn. In je eentje kun je in slaap vallen. Al met al durven we het aan. De helikopter vertrekt naar zijn basis 500 km verderop. We zijn vier dagen op onszelf aangewezen.

Maar wat hebben we het makkelijk vergeleken met Barents en van Heemskerck. We hebben moderne tenten, geavanceerde kleren en slaapzakken, veel en goed eten. We hoeven ons niet te behelpen met hellebaarden of met de onbetrouwbare musketten waar men het in de zestiende eeuw mee moest doen. We hebben het makkelijk omdat het klimaat is veranderd: de periode van 1450 tot 1850 staat bekend als de 'Kleine IJstijd'. In dezelfde tijd van het jaar dat Barents hier vastraakte zien wij niets dan water, water en, o ja, daar in de verte: één ijsberg! Op het land ligt alleen nog wat sneeuw in geulen. De temperatuur is iets boven nul, de wind houdt zich gelukkig koest. En het grootste verschil met onze voorgangers in 1596: wij weten dat we over vier dagen worden opgehaald.

De onderzoekers gaan het Behouden Huys te lijf met meetlinten, waterpassen, kleine graafwerktuigen, met hun kennersblik en met heel veel voorzichtigheid. Elk voorwerp dat wordt opgeraapt wordt precies op dezelfde plek teruggelegd. Maar met schrik stellen ze vast dat dat eigenlijk weinig zin heeft: het is duidelijk te zien dat veel mensen v%o%or ons zonder omhaal aan het scheppen en wroeten zijn geweest. Blijkbaar is deze plek bij de bemanningen van voorbijkomende schepen bekend als een interessante bezienswaardigheid, waar je leuke souvenirs uit de grond kunt pulken. De noordoostelijke doorvaart waar Barents naar zocht is dank zij de opkomst van de ijsbreker in deze eeuw een druk bevaren route geworden.

De ijsberen laten ons netjes met rust. Barents' mannen moesten er nogal wat doodschieten maar wij hoeven dat gelukkig niet. Per slot is de ijsbeer nu een beschermde diersoort. Drie beren lopen 's nachts zonder belangstelling voorbij. Een volgende laat zich door een alarmpistool afschrikken. De vijfde komt op 30 meter afstand en wordt dan getrakteerd op een rubber kogel. De beer besluit de verstandigste te zijn en bespiedt ons verder een dag lang van een veilige afstand van een paar honderd meter.

Het huis meet 7,80 m bij 5,50 m. langs de buitenkant. De 16 bewoners van het eerste uur hebben dus per persoon iets meer dan twee vierkante meter ruimte gehad. Het bouwsel staat niet in de luwte van de IJshaven, maar hoog op een kaap aan de rand van de baai. Niet beschut dus. Waarschijnlijk omdat het schip daar lag. En ondanks de schade die door souvenirjagers is aangericht, is de bodem voor onze archeologen zeer de moeite waard: botten van opgegeten dieren, scherven van aardewerk en resten van kleding. De conclusie is niet moeilijk te trekken: hier moet een grotere expeditie naar toe. Maar wel vlug, liefst de komende zomer al. Anders hoeft het niet meer.


Naschrift 1996: er zijn intussen twee vervolgexpedities geweest.
Het materiaal dat hier verkrijgbaar is mag worden gedownload, gelezen en zelfs gekopieerd, maar alleen voor eigen gebruik. Vermenigvuldigen met winstoogmerk is niet toegestaan. Alles is copyright Herbert Blankesteijn, tenzij anders vermeld.
  • Terug naar het Herbert Blankesteijn Wetenschapmenu.
  • Terug naar het Hoofdmenu Archief Herbert Blankesteijn.