Een meer geavanceerde vorm van zorg is dus de zorg voor de soort. Het tweede niveau in weloverwogen natuurbeheer. Geen eten geven is niet het enige middel dat de mens daarvoor heeft. We kunnen ons bijvoorbeeld bemoeien met de nestgelegenheid (nestkastjes, het markeren van gruttonesten) of graslanden maaien om plantensoorten van de schrale grond te bevoordelen.
Maar ook het helpen van soorten kan averechts werken. Neem het maaien. Zeldzame bloemetjes in graslanden zijn leuk, trekken deskundigen èn publiek aan, hebben een hoge PR-waarde. De schade is lang zo zichtbaar niet - hoe kun je zien wat er niet is? - maar is daarom niet minder ernstig: hele populaties insekten worden erdoor uitgeroeid. Vogels die daarvan afhankelijk zijn, worden verdreven. Het verbaast me dat op dit punt botanici, entomologen en ornithologen liever hun eigen favoriete soorten de helpende hand toesteken dan dat ze samen volwaardige natuur nastreven. Ze lijken de Army, de Navy en de Air Force wel.
Maaien is een voorbeeld van beheer dat een ecosysteem van niks tot gevolg heeft. Onderhoud van heide is net zoiets. Vele hectaren worden opgeofferd aan een monocultuur van één soort, nota bene in een landschap dat door menselijk wanbeheer is ontstaan. De boodschap is dus, dat je een soort niet moet bevoordelen als dat beter is voor een ecosysteem. Tenzij je een tuin of een park aanlegt, dan kan een gazon helemaal geen kwaad. Maar geen gazonnen, ook niet van dopheide, onder het mom van natuur.
Weer een niveautje hoger vinden we dus de zorg voor ecosystemen. Die leidt er vandaag toe dat agrarisch land wordt veranderd in natuur, hoe nadelig dat ook is voor de grutto als soort, en hoe onaangenaam ook voor een aantal individuele grutto's. Wie de moeite neemt na te gaan hoeveel soorten en hoeveel individuen daarvoor in de plaats komen snapt dat hierbij geen sprake is van willekeur.
Toch blijft het denken over de natuur te veel steken in haarkloverij over ecosystemen. Zo kun je in Nederland ruim dertig verschillende bostypen onderscheiden. Politici willen die allemaal hebben en behouden, ingenieurs willen ze graag creëren en onderhouden. Maar dan mis je een essentieel aspect van natuur: verandering. Bomen groeien, nemen licht weg, beïnvloeden ondergroei, het is eens wat droger dan gemiddeld, andere soorten komen op, oude bomen gaan dood, het ene bostype gaat over in het andere. Laat een bepaald type bos een halve eeuw ontbreken. Is dat erg? Misschien ontstaat er een type dat tot dusver niet in de lesboekjes stond. Is dat erg, of juist leuk?
De natuur kent vier niveaus: het individu, de soort, het ecosysteem en de verandering. Alle vier zijn ze belangrijk. Zo mag je geen soort laten uitsterven om de verandering alleen, maar je moet ook spontane veranderingen niet lamleggen omdat je zo nodig een soort binnen je grenzen wilt hebben. Technisch vermogen is mooi, maar zelfbeheersing ook.