Is het Internet inderdaad het nieuwe land van de onbegrensde mogelijkheden? Of is er ook een harde werkelijkheid en zijn de pioniers onder de techneuten en journalisten wat al te enthousiast? Het is in ieder geval tijd om een paar veel voorkomende misverstanden te signaleren.
Misverstand 1: Het Internet is goedkoop. Dat ligt er aan. Het is bijzonder goedkoop voor iedereen die er bij zijn werkgever over kan beschikken. Dan merk je van de kosten helemaal niets. Een veel gehoorde bewering is verder dat een elektronisch postbericht naar Japan ongeveer een dubbeltje kost. Dat is net zoiets als bij het autorijden alleen de kosten van de benzine meerekenen. Hoe ligt het voor een particulier die 'op' het Internet wil?
Je hebt het volgende nodig: een computer, een telefoon, een communicatieprogramma en een modem om je computersignalen het telefoonnet in te krijgen, en een abonnement bij een instantie die een Internetaansluiting regelt.
Laten we coulant zijn en aannemen dat de telefoon en de computer er al staan (hoewel de nieuwste Internet-mogelijkheden programmatuur vereisen die op zijn beurt een nogal moderne computer noodzakelijk maakt, dus soms zal het op modernisering uitdraaien). Een communicatieprogramma valt te ritselen. Voor een modem kun je 500 gulden uittrekken; dat komt grofweg neer op 150 gulden afschrijving en 30 gulden rente per jaar, dus een kostenpost van 15 gulden rente en afschrijving per maand.
Een Internetabonnement voor particulieren kost bijvoorbeeld 30 gulden per maand (Xs4all, Amsterdam) of 5 gulden per gebruiksuur (Stichting Knoware, Utrecht). En dan zijn er de telefoontikken. De kosten daarvan lopen uiteen van f. 1,80 per uur lokaal 's avonds tot 12 gulden interlokaal overdag. Omdat bijna iedereen lokaal kan bellen naar een Internetverstrekker is twee gulden per uur telefoonkosten een goede indicatie.
Nemen we vijf gebruiksuren per maand als makkelijk rekenvoorbeeld dan hebben we per uur drie gulden modemkosten, twee gulden telefoon en vijf gulden voor de Internetaansluiting, samen tien gulden per uur. Dat is niet krankzinnig duur maar het is zeker niet gratis. Binnenslands is een fax voor een particulier aanzienlijk goedkoper dan elektronische post. De kosten van het spreekwoordelijke e-mailtje naar Japan zijn ongeveer even hoog als die van een briefkaart per luchtpost (negentig cent), want vier minuten on-line ben je zo. Je betaalt daarnaast zelfs voor het antwoord, want daarvoor moet je ook inloggen.
Bij grote hoeveelheden post dalen de kosten per stuk, maar dan moet je de gewoonte aanleren de post off-line te schrijven en te lezen en alleen voor het transport 'in te loggen'. Veel mensen krijgen die discipline er niet in en dan wordt het nog veel duurder. Elektronisch is vaak wel sneller dan de postbode maar dat is niet eens zeker; daarover straks meer.
Veel 'informatie' is gratis op het Internet. In de solidaire wereld van computerliefhebbers is dat steeds zo geweest en dat zal zo blijven ook. Maar de hoeveelheid informatie die geld kost neemt toe. Nieuwsdiensten, elektronische tijdschriften, financiele, juridische en farmaceutische databanken - er moet voor worden betaald, en terecht. Met de goedkoopte van het Internet zal het in toenemende mate tegenvallen.
Misverstand 2: Het Internet is er voor iedereen. Zolang er in Nederland mensen zijn die zich zelfs geen krant en telefoon kunnen permitteren is deze visie niet moeilijk te weerleggen, om nog maar te zwijgen van de miljarden mensen in ontwikkelingslanden die noch de kennis, noch de middelen hebben om aan een global village deel te nemen.
Verder zijn er ook in Nederland honderdduizenden, zo niet miljoenen, die hun TV niet kunnen afstemmen, de weg kwijt raken in Teletekst, hun video niet programmeren en geen camcorder durven hanteren. Van de computer kennen ze *een* toepassing: die waarmee ze tussen negen en vijf moeten werken. Hoe moeten deze mensen een modem aansluiten, communicatiesoftware installeren, en zich vertrouwd maken met alle bijbehorende handleidingen alvorens te gaan datareizen? Als je je kunt laten bijstaan door een afdeling Automatisering, zelf de juiste technische achtergrond hebt of bemiddeld genoeg bent om een leverancier de kastanjes uit het vuur te laten halen, hoor je bij een nieuw soort bovenlaag waarvan de sociale betekenis nog duidelijk moet worden. Wie stelt dat het Internet voor iedereen bereikbaar is, kijkt niet verder dan de eigen omgeving.
Misverstand 3: Op het Internet vind je nieuws rechtstreeks van de bron. Via e-mail, nieuws- en discussiegroepen kunnen alle gebruikers nieuwtjes en meningen aan elkaar kenbaar maken. Het is leuk je gedachten openbaar te kunnen maken maar het is minder leuk om als lezer te worden geconfronteerd met honderden wezenloze berichten over een onderwerp dat bij een meer gedisciplineerde behandeling interessant zou zijn. Omdat er niemand is die selecteert is dit deel van het Internet als een ingezonden brieven-rubriek waarbij onvoldoende wordt gelet op lengte en kwaliteit van de bijdragen.
Het is, kortom, moeilijk te bepalen wat je moet lezen, en wat je moet geloven van wat je leest. Nieuws 'rechtstreeks van de bron' is een illusie. Langzamerhand wordt op het Internet dan ook het wiel opnieuw uitgevonden: bij elektronische tijdschriften staat een redactie garant voor de selectie van interessante en feitelijk juiste stukken.
Misverstand 4: Via het Internet is men goed en snel bereikbaar. Zo zou het mogelijk zijn de groten der aarde even een e-mailtje te sturen om ze op hun fouten te wijzen. Zeker kan dat, maar niemand moet denken dat van al deze mededelingen kennis genomen wordt. Je hoeft nog niet eens Al Gore te heten om honderden elektronische berichten per dag te krijgen, zo heeft een (niet representatieve) bliksemenquete van NRC Handelsblad onder hoogleraren uitgewezen. Een brede subtop ontvangt enkele tientallen berichten per dag. Dit probleem wordt door elke getroffene op zijn eigen manier opgelost. De *een* gooit het leeuwedeel ongelezen in de elektronische prullenbak, de ander laat de post door ondergeschikten behandelen. Weg persoonlijke bereikbaarheid.
Zelfs tamelijk gewone e-mailgebruikers ondervinden dus al last van het succes van het net. Laat staan dat figuren als Bill Clinton of Bill Gates, van wie de adressen tot vervelens toe zijn gepubliceerd, al hun post zouden beantwoorden of dat zij dat persoonlijk zouden doen. Het is wat dat betreft net echte post.
E-mail is in seconden te bestemder plekke. Maar dat wil nog niet zeggen dat het altijd snel wordt gelezen of dat je snel antwoord krijgt. Sommige mensen zijn met hun e-mail net zo laks als met papieren brieven; ook komt het voor dat elektronische post niet aankomt. Of je hartekreet belandt ergens in een dikke elektronische stapel: een mailtje van NRC Handelsblad aan president Clinton (met daarin de vraag hoeveel e-mail hij per dag ontvangt) is nooit beantwoord.
Het kan ook zijn dat voor een antwoord veel tijd nodig is. Zou het mogelijk zijn aanvragen voor huursubsidie elektronisch in te dienen dan zou de procedure niet significant worden bekort. De tijd die nodig is voor het beoordelen van de aanvraag is immers de beperkende factor. Ook hier onderscheidt elektronisch berichtenverkeer zich niet van gewone post.
Voor particulieren is e-mail extra onhandig omdat ze speciaal moeten inloggen bij hun net-organisatie. Ze moeten moeite doen om bij hun brievenbus te komen, voor het posten van brieven zowel als voor het in ontvangst nemen van de binnengekomen post. Dat doe je niet vaker dan *een* keer per dag - en je kunt er zeker niet vanuit gaan dat de geadresseerde dat wel doet. Voor particulieren is elektronische post daardoor nauwelijks sneller dan de posterijen, en zeker minder handig dan de fax.
[Hoe kan het dan dat in kranteartikelen over het Internet gewag wordt gemaakt van deskundige x of y die, elektronisch geraadpleegd, binnen vijf minuten met antwoord op de proppen komt? Dat is eenvoudig te verklaren: als je je kenbaar maakt als journalist (of beter nog: als journalist met haast) dan willen ze wel. De snelle reactie is dan te mooi om niet op te schrijven. Raadpleegt Pietje Puk dezelfde expert dan heeft hij veel meer kans te moeten wachten of te worden afgescheept.]
Misverstand 5: Het is leuk om zomaar van het Internet gebruik te maken. 'Datareizen', 'rondhangen', 'cyberspace verkennen', 'browsing', het is inderdaad leuk voor degene die het doet. Minder leuk kan het zijn voor mensen die serieuze toepassingen in gedachten hebben en daar op een of andere manier van afhankelijk zijn. Tot nu toe is er geen sprake van systematische filevorming op het Net, maar dat wil niet zeggen dat het niet zou kunnen. Er worden Megabytes verslonden alsof het er niet toe doet. Kleinschalige voorbeelden zijn het oeverloze gekwek in de discussiegroepen, de spellen die over het Net gespeeld worden en de merkwaardige gewoonte om in elektronische antwoorden te citeren uit eerdere correspondentie - alsof men zijn eigen brieven niet kent. Maar deze verschijnselen verbleken bij de recente opkomst van het World Wide Web, een toepassing die gebruikers in staat stelt om met een klik van de muis door grote hoeveelheden informatie te bladeren, waarbij elke pagina van een andere uithoek van de wereld afkomstig kan zijn. Heel wat mensen bestrijden zo hun verveling. Door de grafische aard van de informatie (er kan zelfs bewegend beeld bij zitten) en het gemak waarmee men van de ene bladzij naar de andere kan springen is dit een extreem data-intensieve activiteit.
De Stichting NLnet in Amsterdam, die het Nederlandse deel van het Internet beheert, heeft het aantal aansluitingen in de tien jaar voor 1994 jaarlijks met 40% zien groeien. Maar het dataverkeer verdubbelde daarbij elk half jaar! En alsof dat nog niet genoeg was, is de omvang van het verkeer in het eerste half jaar van 1994 vervijfvoudigd. Sinds september 1994 verdubbelt het aantal aangeslotenen elke 3 maanden. Het dataverkeer verdubbelt elke twee maanden. Geen enkele infrastructuur is op den duur tegen dergelijke groeicijfers bestand. Internet geeft geen garantie dat verstuurde informatie binnen een bepaalde tijd aankomt. Op drukke momenten is het net merkbaar trager. Wil een toepassing als videovergaderen via het Internet ooit van de grond komen dan moet een bepaalde snelheid kunnen worden gegarandeerd. Het Internet heeft op het ogenblik geen autoriteiten die wat dan ook kunnen garanderen. Of er een oranisatiestructuur groeit die paal en perk stelt aan het smijten met Megabytes (door tarieven of andere voorschriften), of de audio- en videotoepassingen zullen sneuvelen, of dat er andere oplossingen zullen worden gevonden is op het ogenblik niet te voorspellen. Aangeslotenen bij het Nederlandse NLnet betalen overigens al een tarief 'per bit'. Nederland heeft hiermee een uitzonderingspositie.
Misverstand 6: Het is heel dom als je je niet op het Internet laat aansluiten. De sterke punten van het Internet zijn: communicatie en informatie, gekoppeld aan snelheid. Van die voordelen profiteer je alleen optimaal als je een aansluiting hebt op het werk. Dat optimale profijt is alleen noodzakelijk als je bijzondere behoeften hebt, meestal beroepshalve. In het normale maatschappelijk leven is de snelheid nergens voor nodig en zijn de traditionele media krant, bibliotheek, telefoon en post ruimschoots toereikend. Het Internet is voor privepersonen net zoiets als de televisie: niet nodig, wel lollig.