Zonder Internet? Je kunt ook zonder een krant

Herbert Blankesteijn, NRC Handelsblad 11-3-'99

 

Geen levensbehoefte zo fundamenteel of je kunt hem missen. Uitgezonderd misschien eten, drinken en ademhalen. Er zijn mensen zonder een dak boven hun hoofd die niet doodgaan. Er zijn er zonder krant, of zonder televisie, die min of meer normaal functioneren in de samenleving.

De vraag of Internet een noodzakelijke voorziening is, is daarmee beantwoord. Er zijn media genoeg, en wie Internet links laat liggen, houdt volop mogelijkheden over om zich te informeren en contact te onderhouden met medemensen. Je kunt zonder Internet, punt.

Een heel andere vraag is, of je het zonder Internet moet willen stellen. Ik hoef lezers niet uit te leggen dat je jezelf tekort doet als je de krant opzegt en je inlichtingen over de buitenwereld aan de televisie ontleent. Onder de extra's die Internet de afgelopen tijd heeft geboden op het gebied van nieuws zijn het IRT-rapport, het Starr-rapport,

lange fragmenten uit de verhoren op video van Bill Gates (waarin hij zich bijna schokkend arrogant en nukkig opstelt) en de geluidsbanden van de eerste ruimtevlucht van John Glenn in 1961. Via sites als die van CNN of de BBC kun je het wereldnieuws soms wel een dag eerder krijgen (zoals bij de orkaan Mitch), of beter, vanuit een ander standpunt, of voorzien van beeld en geluid. Privé-initiatieven als dat van Amerikaanse anti-abortusactivisten worden nieuws dank zij Internet zelf, en de bronnen zijn voor iedereen te raadplegen. Extravagante expedities zoals poolreizen, zeilraces en ballonvaarten zijn te volgen via eigen sites, vaak met kaarten, animaties, video en geluid. In verkiezingstijd kun je in een soort multiple choice-test je standpunten vergelijken met die van partijprogramma's. De weersverwachting en de verkeersinformatie worden op Internet actueler, meer gedetailleerd èn overzichtelijker aangeboden dan via de andere media. Het ritselt van de gratis tijdschriften, algemeen of gespecialiseerd, uitvoerig of compact, die je via e-mail kunt laten opsturen.

Internet is bezig de radio overbodig te maken. Een aantal Nederlandse omroepen stelt zijn radio-archief op Internet beschikbaar en steeds meer radioprogramma's zijn na de eigenlijke uitzending via de computer te beluisteren. Duizenden buitenlandse stations en uitingen van particulieren zijn zo te ontvangen. Ze worden door centrale sites op Internet overzichtelijk gerubriceerd. Het bereik van een zender of het tijdstip van een uitzending maakt niet meer uit. De televisie ligt achter omdat goede beeldkwaliteit meer capaciteit van het netwerk vereist dan er nu is, maar ook dat komt eraan. Zoekmachines helpen de dolende Internetgebruiker het zijne te vinden, waarbij hij inmiddels niet meer alleen zoektermen kan opgeven, maar ook of hij tekst, beeld of geluid wenst.

Voor de muziekliefhebber is Internet een mer á boire. Onafzienbare hoeveelheden muziek zijn gratis te bekomen, vrijwel in cd-kwaliteit. Ook hier helpen zoekmachines de favoriete muziek lokaliseren. De bestanden zijn nog wel zo omvangrijk dat de telefoonkosten een paar dubbeltjes per minuut muziek bedragen, maar een uur zelfgekozen repertoire is zo toch spotgoedkoop. Natuurlijk is ook het aanschaffen van cd's en boeken goedkoop via Internet, en je kunt live optredens via het netwerk volgen, die soms speciaal daarvoor worden georganiseerd. Musea, onderwijsinstellingen, alles en iedereen biedt zijn waren aan op Internet, soms gratis.

Elektronische post is een vaste waarde geworden in het werk en het persoonlijke leven van honderdduizenden Nederlanders. Nu zou ik het geijkte verhaal weer kunnen vertellen over tantes in Nieuw-Zeeland, maar dat is een gepasseerd station. Geen tantes meer in Nieuw-Zeeland. De werkelijkheid die nu groeit is veel bedreigender voor de e-maillozen. Afspraken worden in toenemende mate via de mail gemaakt. 'Bel jij Jaap, want die heeft geen Internet.' Maar het bellen schiet erbij in, of Jaap neemt niet op, of hij luistert de voice mail te laat af, en Jaap komt niet opdagen op de familiebijeenkomst. Documentatie wordt uitgewisseld via de mail. Jaap zou zijn aandeel per post moeten krijgen, maar omdat iedereen is ingesteld op de snelheid van de mail gaat de envelop te laat de deur uit. Wat maakt het uit, Jaap weet niet eens van de vergadering. De irritatie over de speciale behandeling die hij moet krijgen, groeit. Jaap heeft Internet niet nodig, maar sociaal en professioneel functioneert hij minder goed dan zou kunnen.

Een nog spectaculairder gebruiksmogelijkheid van Internet is Icq, uit te spreken als 'I seek you'. Met deze software kan iemand die verbinding heeft met Internet, op zijn scherm zien wie van zijn kennissen, waar ook ter wereld, op dat moment on-line zijn. Met deze mensen kan hij via getypte tekst van gedachten wisselen. Typen gaat minder snel dan praten, maar vergeefs opbellen is er niet meer bij. Je kunt van al je contacten zien wie er aan zijn bureau zit, en wie niet. (Technisch is spraakconversatie via Internet mogelijk, maar de kwaliteit en bedrijfszekerheid zijn nog onder de maat.)

E-mail en Icq zijn, naast de mobiele telefoon, het glijmiddel geworden voor bewegingen binnen politieke partijen, blokkades door anti-kernenergieactivisten, knokpartijen tussen hooligans en acties van verongelijkte free-lance journalisten. Of dat goed is of slecht, is niet de vraag. Waar het om gaat is dat wie niet over het medium beschikt, geen deel heeft aan de gebeurtenissen. Zelf weten.

Een bezwaar van 'Internet' is steeds geweest dat het moeilijk is. Dat is nog steeds zo. Er moeten draden worden gelegd, er moet een pc worden getemd, er moeten handleidingen worden doorgenomen, er moet software worden geïnstalleerd en het hanteren daarvan moet worden geleerd. Toch is de moeilijkheidsgraad vooral een psychologische grootheid. Het is zeer moeilijk voor wie er geen zin in heeft. Wie nieuwsgierig is, neemt deze horden. Niet fluitend, maar zij neemt ze. Voor de technisch minder vaardigen zijn er cursussen, beginners- en gebruikersgroepen, computerzaken en andere bedrijven die het installatiewerk kunnen overnemen, commmerciële hulptelefoons en handige overburen. Het enige objectieve probleem is, dat voor de particulier Internet duur is: alle kosten in aanmerking genomen is 50 gulden per maand het minimum.

De juiste volgorde is dus niet: 'Internet is te moeilijk, dus niks voor mij,' maar: 'Internet is niks voor mij, dus vind ik het te moeilijk.' Tienduizenden bejaarden, vrouwen en laag opgeleiden (om wat groepen te noemen waar vooroordelen tegen bestaan) hebben intussen deze flauwekul terzijde geschoven en hebben ontdekt dat Internet veel nuttiger en noodzakelijker is dan een goede krant.


Het materiaal dat hier verkrijgbaar is mag worden gedownload, gelezen en zelfs gekopieerd, maar alleen voor eigen gebruik. Vermenigvuldigen met winstoogmerk is niet toegestaan. Alles is copyright Herbert Blankesteijn, tenzij anders vermeld.