Soms zou je wensen dat er een mediatraining bestond voor wetenschappelijk onderzoekers. Ook op radio en televisie zijn geïnterviewde geleerden vaak zo druk bezig met feitelijke juistheid en volledigheid dat ze vergeten enig plezier uit te stralen in wat ze doen - een noodzakelijke voorwaarde voor geslaagde overdracht van informatie. Deze verkramptheid is ten dele te verklaren uit gebrek aan ervaring, ten dele uit onbegrip voor de behoeften van de media.
Gebrek aan ervaring bestrijd je alleen door oefening - maar als er ooit een mediatraining voor wetenschappers ontstaat, laat het dan niet zo'n gladjanussenkwekerij zijn als waar Haagse politici zich laten vormen. Een beter begrip voor de media komt eraan, want de Stichting PWT (Publieksvoorlichting over Wetenschap en Techniek) en NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek) hebben een pakket samengesteld met een 'Mediagids' en een videoband, dat NWO om te beginnen aan al haar assistenten-in-opleiding (aio's) heeft toegestuurd. Anderen kunnen het pakket bestellen. Het is een schriftelijke stoomcursus 'omgaan met journalisten'.
De Mediagids begint wat ongelukkig: 'Waarom zou u uw onderzoek in populaire vorm openbaar maken? Er zijn best argumenten te bedenken waarom u het zou kunnen laten. We vermelden hier alleen redenen waarom u het wel moet doen.' Het is alsof een overheid tegen burgers zegt: 'Gemotoriseerd verkeer heeft wel nadelen, maar we zeggen niet welke. Rijdt u nou maar.' Iets meer moeite om twijfelende aio's te overtuigen hadden de makers wel mogen nemen.
Voor de rest moet gezegd worden dat de samenstellers een behoorlijk beeld geven van de wetenschapsjournalistieke praktijk. Bij de redenen voor onderzoekers om te populariseren (meestal een of andere vorm van eigenbelang) zijn de lol en het idealisme niet vergeten. Bij de tips over het benaderen van de pers vinden we de voor de hand liggende, maar daarom niet minder noodzakelijke opmerkingen dat de media liever resultaten hebben dan voornemens, en dat een bericht tegen het bezwaar 'nou en?' bestand moet zijn. Als onderzoekers zelf initiatieven gaan nemen is het inderdaad handig als ze plaatsnemen achter dit filter.
Van te voren bedenken welk deel van het publiek je wilt bereiken, de programma's en bladen kennen waarvan je de redactie wilt benaderen, actuele aanleidingen zoeken, allemaal bruikbare suggesties voor wie ambities heeft een 'doorgaans betrouwbare bron' te worden. Richtlijnen voor het schrijven van een persbericht of een artikel, voor het organiseren van een persconferentie of lezing en voor de directe omgang met de journalist. Denk aan de stress waaronder hij werkt en: 'Blijf bereidwillig, ook als de journalist in uw ogen een zeer laag kennisniveau heeft.' Zelfs vernemen de aio's nu van hun eigen broodheer hoe ze moeten lekken. 'Gebruik deze methode spaarzaam,' dat wel.
De specifieke eisen van radio en televisie komen aan de orde, de rol van voorlichtingsdiensten en de complicaties wanneer de uiteindelijke publikatie onjuistheden bevat. Het grappige van de mediagids is dat ze op zichzelf van toepassing is. Hier wordt communicatiewetenschap gepopulariseerd, zoals dat hoort, in korte eenvoudige zinnen, zij het niet helemaal jargonvrij: moet een eenvoudige wetenschapper er nou echt een 'mediastrategie' op na houden en een 'publiciteitscirkel' volgen?
De videoband is ook onderhevig aan het Droste-effect. Mensen uit de wetenschap vertellen over hun ervaringen met de media. De vraag is: waarom moest dit op video? Alle informatie komt tot ons via pratende hoofden. Het antwoord is: omdat het zo beter doordringt. De ervaringen in de praktijk met open dagen, al te voorvarende voorlichters, plotselinge belangstelling van de televisie, een Affaire (Swaab en de homohersens) en het deskundologencircuit (Maarten van Rossem) zouden in geschreven vorm lang niet zo geboeid hebben. De drie of vier onbekende aio's die hier hun verhaal afsteken zijn zelfs zo goed gecast, met young and beautiful kop, pittige blik in de ogen en zelfverzekerde spreektrant, dat je je gaat afvragen of de doelgroep de moed niet in de schoenen zal zinken. Zo kan ik het nooit.
In ieder geval bestaan ze dus, de mediagenieke onderzoekers. Volgens de oude vuistregel is 5 procent natuurtalent en kan 90 procent het leren, dus als van het mediapakket de bedoelde stimulerende werking uitgaat dan gaan we nog wat meemaken.
Het pakket is te bestellen (met opgaaf van reden) bij Stichting PWT, Postbus 171, 3500 AD Utrecht. Na ontvangst betaalt u f. 10,-