Een kwiek en assertief konijn

Herbert Blankesteijn, NRC Handelsblad 1995

We wisten wat we wilden: een rustig konijn. Een beetje sloom, een beetje suf mocht best. Dan konden we hem nu en dan wat door de tuin laten huppelen zonder hem meteen kwijt te zijn. Leuk voor het beest, leuk voor de kinderen. We legden dit uit bij de dierenwinkel en we kregen Flap.

Flap was een wel heel strikte interpretatie van onze profielschets. Een albino met hangoren, zonder enige belangstelling voor de buitenwereld. Hij zat in een hokje van 40 bij 60 cm en maakte daarin alleen de meest noodzakelijke bewegingen. Zithoekje, eethoekje, poephoekje. Pas toen we hem voor het eerst eruit haalden en hem op het tapijt plaatsten viel het op dat hij behalve hangoren ook hangpoten had. Zijn wijd uitstaande achterpoten leken in een permanente spagaat te verkeren; hij schuifelde met zijn buik over de grond en leek zo meer op Bambi-op-het-ijs dan op Stampertje. Dit konijn had nooit leren lopen, het leek wel een witte wollen zak met losse botten.

Wij deden er ons voordeel mee. We hebben Flap zelfs een keer meegenomen naar het bos. Terwijl wij ons vermaakten strompelde hij tussen de bomen; een sporadische blik naar opzij volstond als bewaking. Toen we naar huis gingen raapten we Flap gewoon weer op.

Flappie was eigenlijk geen doel maar een middel. Hij was bedoeld als gezelschap voor Snuf. Snuf woonde al bij ons en had twee problemen - de gebruikelijke problemen voor een Nederlands konijn: ruimtegebrek en eenzaamheid. Het is schokkend wat mensen beesten durven aandoen met dierenliefde als excuus. Vierkante decimeters voor dieren die hectaren nodig hebben en eenzame opsluiting in plaats van een rijk familieleven. Geen mogelijkheid om aan een natuurlijke neiging als graven gevolg te geven. Dat de Dierenbescherming hier geen campagne tegen voert vind ik onbegrijpelijk.

Enfin, Snuf had in de tuin een modaal en dus belachelijk klein hok (100 bij 40) en mocht er daarom elke dag even uit. Hij sprintte, sprong en groef dan dat het een aard had en het viel niet mee hem weg te houden uit de tuinen van de buren, die van de hele ritueel niet veel begrepen zullen hebben. Ook was het steeds een hele toer hem terug te krijgen in zijn hok, want Snuf was groot, sterk en behendig. Zou dat wel goed gaan die twee bij elkaar, vroegen we ons af. In een tweepersoons pikorde zouden de verhoudingen al te duidelijk zijn. We aarzelden ze met elkaar in contact te brengen.

Maar Flap ging vooruit. Hij ging dagelijks het tapijt op en werd op een dag aangetroffen op een plankje op wel 10 cm hoogte. Hij stond een keer op zijn achterpoten met zijn neus in de lucht. Hij werd betrapt op krabbelen met zijn voorpoten tussen de polen van het kleed. Flap begon zelfs sprintjes te trekken. Het werd steeds duidelijker dat hij in de dierenwinkel geleefd had als een kistkalf.

Om een lang verhaal kort te maken het klikte tussen onze twee konijnen. Het dagelijkse luchten werd een gezamenlijke onderneming. Flap werd een kwiek en assertief konijn, minder geneigd tot graven dan Snuf maar meer tot het eten van gras. Ze trokken zelfs bij elkaar in, in het hok van Snuf dat daardoor onhoudbaar krap werd. Het werd een acute noodzaak een oud ideaal te realiseren: het Superhok, een volière-achtige ren van een meter bij tweeëneenhalf waarvoor in de tuin al ruimte was gereserveerd. Weliswaar geen hectaren, maar wel een significant deel van ons tuintje. Gezelschap en ruimte, nu konden we onszelf pas echt voorhouden dat we beter voor onze huisdieren zorgden dan gewone mensen.

De dagelijkse uitjes op het gazon werden afgeschaft. In plaats daarvan kregen de kinderen er aardigheid in zich in de ren te begeven en daar de konijnen wat te aaien. Hoewel dat niet altijd meeviel want met zoveel ruimte konden de beesten makkelijk aan alle affectie ontkomen. Kwaad kon het in ieder geval niet. Dachten we.

Op een dag was onze dochter van vijf weer eens onder de konijnen toen opeens, zonder enige aanleiding of waarschuwing, Flap zijn tanden in haar been zette. Terwijl ze gillend van angst en pijn het been optilde hield het beest zich fanatiek met tanden en klauwen vast. Het leek wel een aanval van een of ander roofdier. Het duurde waarschijnlijk seconden, het leek een eeuwigheid. Ze had een jaap van twee á drie centimeter in haar onderbeen, uiterst pijnlijk omdat de huid niet gesneden was maar gescheurd. In de dagen daarna was het tot twee keer toe mijn beurt - als volwassene ben ik nogal hardleers.

Kennissen maakten gnuivend de vergelijking met het moorddadige konijn uit de film Monty Python and the Holy Grail. Konijnenkenners, onder wie een dierenarts, spraken het vermoeden uit dat konijnen die veel ruimte hebben, hun territoriumdrift terugkrijgen. Wie een lief konijn wil, moet het mishandelen. Wij laten het maar zo. Elke week maak ik het hok schoon gekleed in laarzen, werkhandschoenen, lange mouwen en dito broekspijpen. En steeds als ik dan door die wollen albino met hangoren rijkelijk word besproeid met konijnepies, weet ik: ik ben geannexeerd.


Het materiaal dat hier verkrijgbaar is mag worden gedownload, gelezen en zelfs gekopieerd, maar alleen voor eigen gebruik. Vermenigvuldigen met winstoogmerk is niet toegestaan. Alles is copyright Herbert Blankesteijn, tenzij anders vermeld.