De technologie van het uitroeien

Herbert Blankesteijn, NRC Handelsblad 13-4-'96


Eric Prokosch: The Technology of Killing 224 blz., Zed Books 1995, f. 54.-

In het midden van de vorige eeuw veranderde vrij plotseling het soort kogelwonden dat soldaten opliepen op het slagveld. Oorzaak: door technische 'verbeteringen' van de geweren kregen kogels een veel grotere snelheid. De wonden die hierdoor ontstonden zagen eruit alsof in het lichaam een ontploffing had plaatsgehad. Een sluitende verklaring hiervoor werd tegen de eeuwwisseling gevonden door de Amerikaan Charles Woodruff. Hij vatte zacht weefsel op als een vloeistof: een vervormbare maar niet samendrukbare massa. Dringt daarin een kogel binnen dan moet tot op relatief grote afstand materiaal zich verplaatsen om ruimte te maken voor de kogel. Omdat dit in zeer korte tijd moet gebeuren krijgt het weefsel een grote snelheid, en beweegt het nog enige tijd van de kogelbaan vandaan als de kogel al voorbij is. Zo kan er ernstige schade ontstaan in een gebied dat tientallen keren zo groot is als de diameter van het projectiel.

Analyses als deze legden de grondslag voor een tak van wetenschap die 'wondballistiek' zou gaan heten. Tijdens de Eerste Wereldoorlog hield de Amerikaanse arts Louis Wilson zich bezig met schieten in blokken gelatine waarin hij draden had opgenomen. De gelatine was bedoeld om spierweefsel na te bootsen; na een schot kon hij zien in welk gebied de draden waren gescheurd, zodat hij de aangerichte schade kon kwantificeren. Aan de hand daarvan stelde hij vast dat tot dan toe schotwonden verkeerd waren behandeld. Er werd te weinig kapot weefsel verwijderd of gedesinfecteerd, waardoor koudvuur en infecties een kans kregen. Ten tijde van de Tweede Wereldoorlog werd het explosie-effect bevestigd toen het mogelijk werd de sluiters van fototoestellen met voldoende precisie te besturen. Wondballistici in Engeland fotografeerden kogelinslagen in gelatine en in achterpoten van verdoofde dieren. Zowel gelatine als vlees bleek tijdens de reis van de kogel tot het drie- of viervoudige volume op te zwellen. Bij al dit geweld kunnen botten breken, zelfs als de kogel op centimeters afstand passeert.

Omstreeks dezelfde tijd brak het inzicht door dat de schade die een kogel op zijn weg aanricht, afhangt van zijn massa en van het kwadraat van de snelheid. Een twee keer zo klein projectiel met dubbele snelheid richt dus twee maal zoveel schade aan. Dergelijke kennis heeft decennialang de innovaties gestuurd op het gebied van de conventionele antipersonnel weapons, wapens specifiek bestemd om militairen te verwonden of te doden. Eric Prokosch' boek 'The Technology of Killing' gaat vooral over dit soort wapentuig. Keer op keer hebben wapenfabrikanten de moorddadige werking van hun produkten weten te verhogen door er meer, kleinere en snellere fragmenten uit te laten sproeien. Dat gold voor handgranaten, landmijnen en bommen. Een voorlopig hoogtepunt waren de clusterbommen, fragmentatiebommen die in Vietnam werden gebruikt. Een zo'n wapen bevatte honderden 'bomblets' die verspreid over een groot gebied neerkwamen en elk driehonderd stalen kogels van ruim 5 mm in het rond bliezen. De snelheid die deze kogels kregen lag dicht bij die van het geluid. Andere manieren om de efficiëntie van dit soort wapens te verhogen waren: de bommen vlak boven de grond laten ontploffen of ze laten opspringen (zodat ook mensen werden getroffen die zich in kuilen hadden verstopt) en het uitrusten van een deel van de bommen met een tijdontsteking, waardoor iedereen die zich na een bombardement in het getroffen gebied waagde het risico liep alsnog te worden geveld.

Hoewel Prokosch een aantal werkelijk verschillende uitvindingen beschrijft (kleine dart-achtige pijltjes in plaats van bolvormige kogels, projectielen die buitelend het lichaam binnendringen) gaat de de eerste helft van het boek hoofdzakelijk over kleiner, sneller en meer - zo eentonig dat je er murw van wordt. Bovendien doet het boek de titel geen recht. Veel moorddadige technologie wordt niet besproken. Kernwapens niet omdat ze niet conventioneel zijn. Geleide wapens niet, misschien omdat die niet anti-personnel genoeg zijn. Maar er is ook geen aandacht voor cruciale details als de aerodynamica van clusterbommen (bepalend voor hun verspreiding en dus voor hun effect), of voor de ontstekingsmechanismen van bommen en mijnen. Ook niet voor vlammenwerpers of fuel-air explosives, die een brandstof fijn in de lucht verdelen en deze dan tot ontploffing brengen, zodat een groot gebied verzengd en van zuurstof ontdaan wordt. Evenmin voor booby-traps, of voor biologische of chemische wapens, die weliswaar verboden zijn, maar niet verdwenen uit de gedachten van wereldleiders en wapenlaboratoria.

In plaats daarvan laat de tweede helft van 'The Technology of Killing' zich lezen als een aanklacht tegen het leed onder burgers door antipersonnel weapons (met veel voorbeelden uit Vietnam) en als een pleidooi tegen de toelaatbaarheid van landmijnen in het bijzonder. Dat is een nobel doel, maar daarbij is de schrijver wat al te uitvoerig in het beschrijven van zijn wederwaardigheden op conferenties over wapenbeperking. Het boek is zo bij vlagen onthullend, maar jammer genoeg vlees noch vis: geen bevredigend overzicht van de technologie van het moorden en geen heldere analyse van 'The Politics of Peace'.


Het materiaal dat hier verkrijgbaar is mag worden gedownload, gelezen en zelfs gekopieerd, maar alleen voor eigen gebruik. Vermenigvuldigen met winstoogmerk is niet toegestaan. Alles is copyright Herbert Blankesteijn, tenzij anders vermeld.
  • Terug naar het Wetenschapsmenu.
  • Terug naar het Recensiemenu.
  • Terug naar het Hoofdmenu Archief Herbert Blankesteijn.