Uit de prullenmand

Herbert Blankesteijn, NRC Handelsblad 2-5-'91


Bestaat het Journal of Irreproducible Results? Een onderzoek bij een representatieve steekproef van 2 redacteuren wetenschap, werkzaam bij landelijke dagbladen, wees uit dat 1 redacteur nooit van de titel had gehoord, terwijl 1 dacht dat het ging om een engelstalige uitdrukking, equivalent aan ons 'ronde (soms ook vierkante) archief'. De onvermijdelijk lijkende conclusie dat het blad dus niet bestaat is pas kort voor publicatie naar de prullenmand verwezen doordat een parallel uitgevoerd onderzoek leidde tot de ontdekking van het gezochte tijdschrift. Het cultuurhistorisch belang van deze ontwikkeling kan moeilijk worden onderschat.

'Schudden voor gebruik', staat op de omslag van het nummer van maart/april 1991. 'Nieuw! Verbeterd! 95% Vezels!', riep de vorige cover. Het logo van het blad blijkt inderdaad een prullenmand te zijn. Een ronde. De inhoud is satirisch bedoeld en soms leuk. Een artikel in het maart/aprilnummer behandelt aanwijzingen voor het bestaan van een gen dat verantwoordelijk is voor chronisch 'onaangenaam, lomp, zelfzuchtig, aanmatigend en aanstootgevend' gedrag. Een van die aanwijzingen is natuurlijk het feit dat zulk gedrag in sommige families is geconcentreerd terwijl het in andere nagenoeg niet voorkomt. Het artikel stelt vast dat 32% van de volwassen Amerikanen dit 'AH-gedrag' vertoont en lanceert de hypothese dat de oorzaak hiervan een 'AH-gen' is. Ieder individu krijgt van de vader een A, een a, een H of een h en van de moeder idem dito. Dat levert tien lettercombinaties op, waarvan alleen Ah, aH en AH geacht worden te leiden tot AH-gedrag. De combinatie AH doet zich zelfs voor als een 'real AH' en wie het nu nog niet begrijpt kan de figuur bestuderen voor meer duidelijkheid. Als alle mogelijkheden even frequent voorkomen leidt dit inderdaad tot 30% AH's. De schrijver stelt voor het gen op te sporen, zodat in de toekomst AH-ouders zich kunnen afvragen of zij het risico willen nemen dat ze nog een AH op de wereld zetten.

Ook aardig is een statistisch onderzoek naar fotografie met flitslicht 's nachts bij de Niagarawaterval, tijdens een periode dat door een staking de schijnwerpers het niet deden. De auteurs raakten op de eerste avond van hun huwelijksreis zo door dit verschijnsel geintrigeerd dat ze ter plaatse besloten hun uitstapje aftrekbaar te maken voor de belasting. Namen, adressen en telefoonnummers van 500 flitsende toeristen werden genoteerd en na een maand kregen deze personen een enqueteformulier. 100% van de aangeschreven personen stuurde het formulier terug, daartoe aangemoedigd door een intensieve campagne waarbij in laatste instantie telefonische dreigementen niet werden geschuwd. De resultaten: 95% van de foto's was pikzwart, zoals te verwachten was want op een afstand groter dan 30 meter heeft een flitser onvoldoende kracht. De rest viel in categorien als 'camera in waterval gevallen', 'film door douane in beslag genomen' en 'er zat geen film in het toestel'. 82% van de respondenten gaf te kennen dat ze wel een zwarte foto hadden verwacht, want uiteindelijk is het 's nachts donker. 78% zou een volgende keer op dezelfde manier fotograferen. Overigens leverde een controlegroep overdag in Disneyland nog het meest verrassende resultaat. Ook daar bleek 95% van de foto's onbelicht. De auteurs melden dat er een vervolgexperiment in voorbereiding is naar toeristen die bij de Niagarawaterval ook overdag hun flitser gebruiken, en dat op hun voorstel de Hubble Ruimtetelescoop met flitslicht zwarte gaten zal trachten te fotograferen.

Soms aardig dus, maar vaak bedenkelijk flauw. De teksten hebben ongeveer het peil van de eerste alinea van deze recensie. Oervervelend zijn de voortdurende verwijzingen naar paginanummers die in het hele blad niet voorkomen. Smakeloos is een foto van een tumorcel met ingetekende ogen en uitgedost met een hoge hoed en een vlinderdas. En kinderachtig zijn vaak de referenties aan de literatuur want de auteurs kunnen zelden de verleiding weerstaan om voor de hand liggende namen te verzinnen. Bij het artikel over flitslicht worden een Ferdinand Bluedot en een Sarah Triepodd geciteerd, en bij de publicatie over het AH-gen zelfs een I.M. Rude.

Soms zien die referenties er geloofwaardig uit. Wat te denken van: Swift, M., Kupper, L.L., and Chase, C.L. - "Effective Testing of Gene-Disease Associations." American Journal of Human Genetics, 47:266-274, 1990. Wat daar satirisch aan is mag Joost weten. Even geloofwaardig, in al hun detail, zijn de vermeldingen in de rubriek 'JIR Recommends'. Stuur bijvoorbeeld 5 dollar naar National Council of Teachers of English, 111 Kenyon Road, Urbana, IL 61801 en u hebt een jaarabonnement op de Quarterly Review of Doublespeak. Of zoek eens in de bibliotheek naar Keshavan, M.S., "The Ear Wigglers: Tics of the Ear in 10 Patients," American Journal of Psychiatry 1988; 145:1462-1463. Zoals in dit verband passend lijkt zijn deze gegevens niet gecheckt, maar het lijken me geen verzinsels. Het bekende boek "Science, Good, Bad and Bogus" van Martin Gardner staat er ook een keer bij.

Ook niet gefingeerd zijn de interviews met Nobelprijswinnaars waarvan er sinds kort in elk nummer een staat. Dit is per ongeluk gecheckt. Het kwam toevallig aan het licht in een conversatie met de hoofdredacteur, Marc Abrahams, waarvoor excuses. Het vraaggesprek met de fysicus Sheldon Glashow uit het januari/februarinummer moest hier maar eens integraal worden afgedrukt:

- Hoe laat staat u 's morgens op?
- Om een uur of acht.
- Hoe laat bent u op het lab?
- Negen uur ongeveer. Soms zelfs om half negen, maar soms ook wel om tien uur.
- Hoe gaat u erheen?
- Met de Subaru, behalve als die niet start. Dan blijf ik thuis.
- Hebt u nog raad voor jonge mensen die in het vak komen?
- Ik heb er dacht ik geen gezien.

Wie nog nooit een echt wetenschappelijk artikel in een echt wetenschappelijk tijdschrift heeft gezien, zal de pogingen tot humor in het Journal of Irreproducible Results niet erg begrijpen. Wie werkzaam is op een laboratorium begrijpt het maar al te goed: deze vorm van leuk is afkomstig uit de kantine en ontstaat rondom stukgeknepen plastic koffiebekertjes en volgekrabbelde suikerzakjes. Als het een Engels blad was geweest, was het niveau waarschijnlijk hoger geweest. Maar het is prettig dat er blijkbaar ergens iemand is die in het openbaar de draak steekt met dorre wetenschappelijke conventies. En het is jammer dat deze activiteit nu al dik dertig jaar onopgemerkt blijft, behalve door zo'n 7000 abonnees (eigen opgave van het blad, niet gecheckt). Waaronder ondergetekende.

Naschrift juni 1996: Het JIR is van naam veranderd. Het heet nu 'Annals of Improbable Research' en is te bereiken via Internet: info@improb.com


Het materiaal dat hier verkrijgbaar is mag worden gedownload, gelezen en zelfs gekopieerd, maar alleen voor eigen gebruik. Vermenigvuldigen met winstoogmerk is niet toegestaan. Alles is copyright Herbert Blankesteijn, tenzij anders vermeld.
  • Terug naar het Herbert Blankesteijn Wetenschapmenu.
  • Terug naar het Hoofdmenu Archief Herbert Blankesteijn.