Vuurwerk in het Poolgebied

Herbert Blankesteijn, NRC Handelsblad 3-3-'95


The Firecracker Boys, door Dan O'Neill. St. Martin's Press, New York 1994. 388 blz., $24,95. ISBN 0-312-11183-5.

Alaska associeer je met olie en met ongerepte natuur, niet met atoomproeven en andere nucleaire zaken. Dat is grotendeels terecht. Drie ondergrondse atoomproeven op de Aleoeten rond 1970 hebben geen meetbare hoeveelheden straling in het milieu gebracht en hebben geen slachtoffers geëist (afgezien van zeeotters en zeehonden die door de schokgolf hun ogen in hun schedel geslagen kregen en vogels waarvan de poten bij de explosie door hun onderlijf werden geramd). Dat het makkelijk anders had kunnen zijn is te lezen in The Firecracker Boys van de Amerikaanse historicus Dan O'Neill.

De titel van het boek slaat op een verzuchting van een inwoner van Alaska na een bezoek van een delegatie atoomgeleerden die plannen voor een reeks vreedzame proefexplosies waren komen toelichten: 'Het waren net jongens die met vuurwerk spelen.' O'Neill, zelf Alaskaan, laat duidelijk merken waar hij staat. De wetenschappers in regeringsdienst zijn de slechteriken en de burgers van Alaska, vooral de Eskimo's, zijn de goeden. Het is onnodig zo expliciet te zijn want de feiten die hij heeft verzameld spreken duidelijke taal.

Het boek beschrijft de geschiedenis van 'Project Chariot', een plan om ergens aan de kust van Alaska door middel van ondiepe nucleaire explosies een haven te graven. Dat plan ontstond in 1958 en had een meervoudig doel. Het moest in geval van een moratorium op kernproeven (daar was in 1958 sprake van) de gelegenheid bieden toch proeven te doen die militair nuttige informatie konden opleveren. Het moest het Amerikaanse publiek duidelijk maken dat nucleaire technologie vreedzaam gebruikt kon worden. Het zou Alaska een haven opleveren van grote economische waarde. Het moest andere landen het kunnen van de VS laten zien zodat opdrachten voor grote civiele projecten konden worden binnengesleept, zoals het graven van een nieuw Panamakanaal. En het zou gegevens opleveren over radioactieve besmetting van de omgeving ten gevolge van de ontploffing van een ondiep begraven kernbom.

Niet al deze doelen hadden dezelfde status. Het verzamelen van gegevens over fallout was niet te rijmen met de veiligheid van mens en ecosysteem, die gegarandeerd zou worden. Voor het één was een dagenlange aanlandige wind nodig, voor het andere een aflandige - terwijl het weer niet eens lang genoeg van tevoren te voorspellen was. Een ander doel, de haven, was een opportunistisch selling point dat al snel volstrekt onzinnig bleek. Er was een lokatie nodig met een vlak landschap, ver van bevolkingsconcentraties. De keus viel op Point Hope, in het noordwesten van de staat, een plek die behalve afgelegen ook een groot deel van het jaar door ijs omsloten is. Niet geschikt voor een haven dus. Maar toen dit doel officieel al was opgegeven werd het door Edward Teller, één van de bedenkers van het plan, op zijn lobbyreizen nog steeds naar voren gebracht omdat het goed viel bij het plaatselijke zakenleven.

O'Neill heeft het niet op Teller. Verongelijkt refereert hij aan 's mans persklare one-liners, waarmee de fysicus aanvankelijk het publiek voor zich won. 'Als het moet maken we een haven in de vorm van een ijsbeer.' En: 'Als je een berg op de verkeerde plek hebt staan stuur je maar een kaartje.' Zelfoverschatting of PR-leugens, maar in ieder geval een te optimistische voorstelling van zaken die evengoed door zijn toehoorders serieus werd genomen.

Regelrechte leugens werden er genoeg verteld. Een mooie voorbeeld is O'Neills negende hoofdstuk, de weergave van een openbare voorlichtingsbijeenkomst te Point Hope op 14 maart 1960. Drie vertegenwoordigers van de Atomic Energy Commission (AEC), de instantie verantwoordelijk voor Project Chariot, kwamen de omwonenden (al waren het er niet veel, ze waren er wel) uitleggen wat de bedoeling van de proef was en wat de gevolgen zouden zijn. De discussie werd door de Eskimo's van Point Hope op band opgenomen; O'Neill kan grote stukken letterlijk citeren. De AEC-delegatie beweerde dat de atoomproeven in de Pacific geen vis radioactief hadden besmet, dat de fallout van Chariot waarschijnlijk niet meetbaar zou zijn, dat het meeste binnen een paar uur zou zijn verdwenen, dat men in de nederzetting 31 kilometer van 'ground zero' geen aardschok zou voelen, dat proeven met vee in Nevada hadden bewezen dat, voor zover er fallout optrad, het arctische ecosysteem geen schade zou lijden, dat nergens ter wereld de autochtone bevolking hinder had ondervonden van Amerikaanse atoomproeven en dat de Japanse overlevenden van Hiroshima en Nagasaki, eenmaal genezen van stralingsziekte, geen problemen meer hadden met hun gezondheid. Allemaal aantoonbaar onwaar; de AEC'ers hadden de juiste feiten moeten kennen en wat ze wisten hadden ze moeten zeggen.

Chariot stuitte op groeiend verzet van de plaatselijke bevolking. Dat had onder andere tot gevolg dat er een krant werd opgericht speciaal voor Eskimo's, de Tundra Times. De AEC probeerde biologen uit het kamp der anti's aan zich te binden door ecologisch onderzoek te subsidiëren maar toen de conclusies de commissie niet welgevallig waren ontstond er een conflict rond de zeggenschap over deze resultaten. Dit leidde tot het onvrijwillig ontslag van twee van de onderzoekers, medewerkers van de universiteit van Alaska te Fairbanks. De twee kwamen vervolgens op raadselachtige wijze jarenlang niet meer aan de slag - en kregen dertig jaar later, in 1993, in Fairbanks een eredoctoraat vanwege hun rechtschapen houding. Een derde, die zelf ontslag had genomen, kwam enkele jaren later bij een auto-ongeluk om het leven. O'Neill doet zo zijn best niet te suggereren dat hier opzet in het spel is geweest dat die suggestie toch ontstaat. Het is een van de weinige momenten dat het hem ontbreekt aan bewijsmateriaal en het had hem gesierd als hij deze passage had weggelaten.

The Firecracker Boys leest als een thriller, en wel een met een goede afloop. Het verzet vanuit de bevolking, het geknoei met wetenschappelijke gegevens, de toenemende aandacht van de landelijke pers en het gebrek aan noodzaak voor de proeven deden het plan de das om. De climax van het boek is de epiloog, waarin duidelijk wordt dat eind jaren '60 chemische wapens zijn gedumpt in de binnenlanden van Alaska, en munitie in de wateren rond de Aleoeten. De Amerikanen lijken daarbij de Russen in stunteligheid te hebben willen overtreffen: patronen met zenuwgas werden op het ijs van een meer gelegd en daarna vergeten, tot ze in de zomer gezonken bleken te zijn en het meer moest worden leeggepompt. Een schip met overtollige munitie moest ver uit de kust zinken maar dobberde, lek en wel, terug richting land. Het zonk op de helft van de beoogde afstand en de helft van de beoogde diepte.

Ook de Eskimo's zijn niet ontkomen aan de lust van de Amerikanen om nucleaire experimenten op mensen uit te voeren. Medio jaren '50 hebben ruim 100 gezonde Eskimo's en Indianen in Noord-Alaska doses radioactief jodium gekregen die opliepen tot het tienvoudige van wat toen gebruikelijk was voor een schildklieronderzoek. Sommige kregen meer dan één dosis. Volgens nog levende deelnemers waren ze niet ingelicht over mogelijke gevaren. De arts die het onderzoek leidde overreedde naar eigen zeggen een 'chief' om mee te doen door een röntgenfoto van 's mans hoofd te maken.

Verder weet O'Neill nog te vermelden dat in het kader van Project Chariot een overigens geringe hoeveelheid radioactief afval nabij Point Hope is gedumpt (circa 20 millicurie). Dit afval was bedoeld voor experimenten waarbij de verspreiding van radioactiviteit in het stroomgebied van een kreek zou worden gevolgd, bij gebrek aan fallout van een echte atoomontploffing. Met 3,2 millicurie aan materiaal zijn zulke proeven ook uitgevoerd. Het weerzinwekkende hiervan is vooral dat de AEC hiermee twee federale wetten overtrad en ook een nadrukkelijke bepaling schond van het ministerie van Binnenlandse Zaken: de commissie mocht in het gebied rond Point Hope activiteiten ontplooien 'maar niets in deze vergunning mag worden opgevat als toestemming om enig deel van het land te vervuilen...'


Het materiaal dat hier verkrijgbaar is mag worden gedownload, gelezen en zelfs gekopieerd, maar alleen voor eigen gebruik. Vermenigvuldigen met winstoogmerk is niet toegestaan. Alles is copyright Herbert Blankesteijn, tenzij anders vermeld.
  • Terug naar het Recensiemenu.
  • Terug naar het Hoofdmenu Archief Herbert Blankesteijn.