Middeleeuwse onderbroekenlol

Herbert Blankesteijn, NRC Handelsblad 18-7-'91


Vanaf maandag 22 juli worden in Groningen vijf dagen lang verhalen verteld. Smakelijke verhalen over mensen en dieren en vooral hoogst belangwekkende verhalen over verhalen. Groningen is dan de plaats van handeling voor het negende Internationale Colloquium over Dierenepiek, Fabel en Fabliau. Organisator is de Societe Internationale Renardienne, de internationale Reinaertvereniging.

Volgens de overlevering is het genre van de fabel uitgevonden door de Griek Aesopus, die vermoedelijk in de zesde eeuw voor Christus leefde. De werkelijke gang van zaken zal wel wat minder simpel zijn geweest, maar in ieder geval leidde de fabel eeuwenlang een onbezorgd bestaan. Het was namelijk een perfect medium voor satire. De hoofdpersonen waren dieren met menselijke eigenschappen, herkenbaar zonder dat de verteller expliciet hoefde worden. Zo kon je zonder direct levensgevaar een heerser belachelijk maken.

Een daverende hit was in de Middeleeuwen de figuur Renard, een vos en een slimme slijmerd, die met zijn gladde tong telkens dommere personages voor schut wist te zetten. Renard speelt de hoofdrol in een heel complex van vertellingen die onderling soms wel, soms geen verbanden kennen. Dit complex wordt in de Middeleeuwse literatuurwetenschap 'le roman de Renart' genoemd. Het Vlaamse epos 'Vanden Vos Reinaerde', waarschijnlijk uit de dertiende eeuw, is hiervan het onbetwiste hoogtepunt, al ontstonden relatief veel verhalen in het Franse taalgebied. De Reinaert-traditie is een fenomeen op zich en wordt tegenwoordig tot een genre apart van de eigenlijke fabels gerekend. 'Reinaert groeide uit tot een Europees literair figuur', zegt dr. Jaap van Os, docent Middeleeuwse Franse letterkunde aan de universiteit van Groningen en een van de organisatoren van het colloquium. 'Hij heeft enorm tot de verbeelding gesproken. Je vindt in allerlei landen Reinaertverhalen, tot in IJsland toe. Dat is cultuurhistorisch natuurlijk uitermate interessant.' Zodoende wordt bijvoorbeeld in een van de presentaties op het congres een vergelijking gemaakt tussen 'Vanden Vos Reynaerde' en Tak VIII van de Roman de Renart. Vrij spectaculair is de voordacht van Herman Vanstiphout, een Vlaming in Groningse dienst, die een studie heeft gemaakt van overgeleverde fabelachtige verhaalfragmenten uit de Mesopotamische literatuur (ca. 1500 v.Chr.) waarin ook een vos de hoofdrol speelt. 'We kunnen het verhaal niet reconstrueren, maar het lijkt erop dat de vos en de wolf in een soort rechtszaak worden beschuldigd door de hond. De vos wint 't pleit. Hij weet het zo te draaien dat de wolf de schuld krijgt en de hond ook niet aan z'n trekken komt. De abstracte structuur van het verhaal doet erg denken aan het eerste deel van de Nederlandse Reinaert. Dit type verhaal zou dus wel eens veel ouder kunnen zijn dan we dachten.' Het internationale karakter van het onderwerp is te zien aan de deelnemerslijst: er zijn zelfs deelnemers uit Japan en, of all places, Malawi.

Een ander genre dat van de fabels is afgesplitst wordt gevormd door de fabliaux. Fabels beleven hun eerste hoogtepunt in Frankrijk aan het eind van de twaalfde eeuw, met het verschijnen van een bundel door een zekere Marie de France. Rond dezelfde tijd ontstaan voorzichtig de eerste korte, zeer ondeugende verhalen in versvorm waarin juist mensen weer de hoofdrol spelen. Deze fabliaux vertonen een bloeiperiode halverwege de dertiende eeuw en komen vrijwel niet buiten het Franse taalgebied. Vervolgens gaan ze langzamerhand over in het genre van het korte verhaal, terwijl de fabel zich gewoon handhaaft. Jaap van Os, zelf anderhalf jaar geleden gepromoveerd op een proefschrift over fabliaux: 'Het mag vreemd lijken dat een verhalengenre met mensen voortkomt uit dierenverhalen, maar fabels kwamen uit de Latijnse traditie, en alles wat Latijn was, had autoriteit. Vandaar de volgorde. Fabliaux gaan over gewone mensen in al hun gerommel van het dagelijks leven met een sterke nadruk op erotische verwikkelingen.' Waar fabels meestal een moraal hebben, nemen fabliaux de moraal niet serieus. Van Os: 'Als er al een aan te wijzen valt, sluit hij of totaal niet op het verhaal aan, of hij doet dat wel en dan is het een nogal stuitende moraal.' Fabliaux zijn er puur voor het vermaak van het publiek en veel meer dan onderbroekenlol bevatten ze vaak niet.

Zijn fabliaux dan wel een dankbaar onderwerp voor wetenschappelijke studie? Volgens van Os wel. 'De literaire kwaliteit is erg uiteenlopend. Sommige zijn echt in elkaar geflanst. Er is er een die heet "Over de Drol" en daarin zegt de vrouw tegen de man: doe je ogen eens dicht en raad eens wat ik je dan in je handen stop. Maar er zijn echt literaire werken bij, waarin de kwaliteit van het ritme en het rijmwerk fantastisch is. En sommige mensen constateren dan tot hun schrik dat het maken van een nummertje tot in detail wordt beschreven. De hoofdpersoon grijpt de vrouw van de schout "op z'n Turks" en wanneer de vrouw van de boswachter een beurt krijgt wordt de hoofdpersoon zelf nauwkeurig geschetst: de hygienische toestand van zijn geslachtsdelen, de mate van haargroei enzovoorts. Eind vorige eeuw al is er een standaardwerk verschenen op het gebied van de fabliaux en de schrijver noteert in zijn inleiding dat, als mensen zich afvragen hoe een eerzaam burger zich hiermee kan bezighouden, wij moeten beseffen dat dit een erfgoed is uit het verleden dat voor diegenen die daartegen bestand zijn, gewoon interessant kan zijn.' Het is van Os uit het hart gegrepen.

Een kwestie die op het ogenblik sterk de wetenschappelijke aandacht trekt is de positie van de vrouw in fabliaux. De indruk zal makkelijk ontstaan dat die niet benijdenswaardig is. Verschillende lezingen behandelen dit onderwerp. Van Os maakt zich er niet druk om. 'Je hebt al snel de neiging om je eigen normen en waarden te projecteren op een andere tijd en plaats. Je komt dan bijvoorbeeld tot de conclusie dat inboorlingen die met hun handen eten wel niet beschaafd zullen zijn. Je moet met de huidige inzichten over de rechten van de vrouw niet een situatie beoordelen die historisch was gegroeid en waar de vrouwen van toen volkomen vrede mee hadden. Je ziet dan ook dat sommige van mijn collega's die het tot voor kort hadden over het antifeminisme van fabliaux, daar nu van terug komen.'

Een nieuwe ontwikkeling die van Os graag zou zien doorzetten, is het onderzoek van het verband tussen geschreven en orale vertellingen. 'Men veronderstelt dat fabels, Renard-verhalen en fabliaux volop in kroegen circuleerden, mondeling natuurlijk. Zelf breng ik dat in Groningen regelmatig in de praktijk. Een literair verhaal wordt dan een slap aftreksel van het origineel of juist prachtig aangedikt. En dan kan het gebeuren dat het naar literaire maatstaven bullshit is geworden, maar dat het effect optimaal is. En dat is waar het destijds toch om ging. Als je die bundels opgetekende verhalen leest, krijg je ook het gevoel dat je aan het kroeglopen bent.' Van Os verheugt zich al op het veldwerk.


Het materiaal dat hier verkrijgbaar is mag worden gedownload, gelezen en zelfs gekopieerd, maar alleen voor eigen gebruik. Vermenigvuldigen met winstoogmerk is niet toegestaan. Alles is copyright Herbert Blankesteijn, tenzij anders vermeld.
  • Terug naar het Herbert Blankesteijn Wetenschapmenu.
  • Terug naar het Hoofdmenu Archief Herbert Blankesteijn.