Ruim twintig jaar moeten we al zuinig zijn met energie. De reden waarom is steeds anders: eerst was het de afhankelijkheid van de Arabieren, toen de luchtvervuiling en nu staat het broeikaseffect op de voorgrond. De constante op de achtergrond is onze portemonnee.
Er zijn veel manieren om het verbruik van energie te beperken. De overheid kan met heffingen de prijzen verhogen. De gebruiker kan er wat aan doen door betere planning. En de techniek kan apparaten ontwikkelen die meer doen met minder. Zulke innovaties zijn ideaal: ze verdienen zichzelf terug. De consument en de uitvinder varen er wel bij en het beleid ook.
Of niet? De Engelsman William Stanley Jevons vroeg zich dat in 1865 ook af en ik word op zijn denkbeelden attent gemaakt door het Amerikaanse blad 'The Sciences', van de New York Academy of Sciences (nov/dec '94). Door de uitvinding van de stoommachine en de overvloedige aanwezigheid van steenkool ging het goed met Engeland en er waren mensen die zich alvast zorgen begonnen te maken over de tijd dat de kolen op zouden raken. Efficiëntere stoommachines konden het leven van Engeland als leidende industriemacht verlengen, zo werd gezegd.
Jevons keek eens naar de voorganger van James Watt's stoommachine, die van Savery uit 1698. Die had een rendement van maar 2 procent. Je zou denken dat het kolenverbruik in die tijd gigantisch was, maar dat was niet zo. De machine van Savery was zo'n slokop dat bijna niemand hem gebruikte en de consumptie van steenkool laag bleef. Doordat Watt met een efficiëntere machine kwam verminderde de vraag naar kolen eerst met een factor drie. Maar vervolgens vertienvoudigde de vraag naar deze goedkope krachtopwekking. Er waren dus méér kolen nodig. Een decennium eerder had de Britse ingenieur Henry Bessemer de behoefte aan brandstof bij staalfabricage enorm teruggebracht. De prijs van staal daalde daardoor zo sterk dat de vraag naar brandstof om dit goedkope staal te maken juist steeg. De conclusie van Jevons in 1865 was dat efficiëntere stoommachines de vraag naar kolen zouden doen stijgen.
Dichterbij kennen we de paradox van de spaarlamp. Zeven Watt nog maar? Dan moesten we eens een lampje maken naast de voordeur. En één in de tuin, je weet maar nooit met al die inbrekers. We hebben minder dan in 1973 de neiging om het licht op de overloop uit te doen. En soms kunnen we zelfs het halvarinegevoel niet onderdrukken, dat we meer besparen naarmate we de lamp langer aan laten.
Het voorbeeld van de stoommachines maakt aannemelijk dat een beleid, gericht op technische oplossingen alléén, kans loopt averechts te werken. Aan het voorbeeld van de spaarlamp zien we dat een besparing ook voor de individuele gebruiker niet altijd is wat hij lijkt. De wereld is te ingewikkeld voor oorzaak-gevolg-redeneringen maar het is opvallend dat naarmate onze apparaten zuiniger worden we meer apparaten in huis nemen zodat onze consumptie van elektriciteit braaf blijft stijgen. Naarmate onze autootjes zuiniger worden (gelukkig gaat dat niet zo snel) rijden we er meer kilometers mee. Als het erom gaat ons verbruik van energie omlaag te krijgen is het opvoeren van de rendementen dus niet het slimste. Besparingen creëren financiële ruimte voor meer consumptie.
Ik zie twee manieren om dit te verhinderen. Je kunt de energieprijzen periodiek verhogen, zodat technische besparingen de kosten terugbrengen op het oude niveau en er in termen van energie een echte besparing wordt gerealiseerd. Dit betekent dat heffingen van overheidswege zinvol kunnen zijn. Dat lijkt me het geval bij elektrische apparaten. De energiekosten daarvan zijn psychologisch laag - want door girale betalingen moeilijk zichtbaar - en ook feitelijk laag omdat de meeste apparaten in aanschaf veel meer kosten dan alle elektriciteit die ze in hun hele leven verbruiken. Verhoog dat en mensen krijgen weer zin erop te bezuinigen.
De tweede manier is ervoor te zorgen dat een besparing op energiekosten juist verwaarloosbaar is ten opzichte van de totale kosten. Hier is het voorbeeld de auto. De energiekosten van de auto zijn hoog, niet zozeer feitelijk als wel psychologisch, maar toch. De psychologie van de mens is een realiteit. De meeste mensen zien de benzine als de voornaamste kostenpost van hun mobiel en worden niet moe daarover te klagen. Wekelijks moeten ze dokken aan de pomp. Een merkbare besparing op benzine in een nieuwe, zuiniger auto kan ze aanzetten tot het maken van meer kilometers. Dat voorkom je door andere variabele kosten óók hoog te maken. Misschien die van de banden, maar het aardigste zou toch zijn een fikse belasting per gereden kilometer. Dan laat je het met een zuinige auto wel uit je hoofd méér te rijden en ben je gedwongen het bespaarde bedrag in je zak te steken.