Was het altijd maar zo eenvoudig en duidelijk. Cijfers over de produktiviteit van bijvoorbeeld het bank- en verzekeringswezen - een sector die bij uitstek van de automatisering geprofiteerd zou moeten hebben - laten over de laatste twee decennia stijgingen zien van schamele procentjes per jaar. Niet significant meer dan vóór de uitvinding van de computer. Nergens is een spoor te vinden van een eenmalige sprong in de produktiviteit, die bij een groot bedrijf of een bedrijfstak natuurlijk over een jaar of vijf uitgesmeerd zou kunnen zijn. Hoe kan dat? Met computers zou elk bedrijf toch rendabeler gaan functioneren?
De verdwenen procenten, of miljarden zo u wilt, gaan op aan zaken die sluipenderwijs routine zijn geworden. Bij automatisering is een eenmalige investering onvoldoende. Je veroordeelt jezelf tot telkens terugkerende uitgaven. Een nieuwe generatie machines, een reorganisatie, cursussen voor het personeel die veel tijd èn veel geld kosten, nieuwe updates van programmatuur, wéér bijscholen... Verder interessante kleinigheden zoals werknemers die elkaar van het werk houden met storingen, die spelletjes doen en dergelijke. Of de veiligheidsmaatregelen in verband met virussen, hacking of het spontaan falen van het systeem. En dan zwijg ik nog over de vele mislukte automatiseringsprojecten. Al die dingen, en een paar die ik nog vergeet, hebben ervoor gezorgd dat het batig saldo van de automatisering niet van nul te onderscheiden is. Anders gezegd: alle winst gaat naar de automatiseerders, de consultants, de verkopers van ijzerwaren.
In mijn eigen praktijk is het ook zo gegaan. De spectaculaire produktiviteitsstijging die ik zoëven rapporteerde was te danken aan apparatuur van net 700 gulden. Een 64k computer, een zwartwit tv-tje voor op de camping, en een cassetterecorder. Het werkte, en het werkte goed. Maar op een dag had ik schoon genoeg van het geklungel met cassettes. Dat kostte me elke dag ongeveer een kwartier. Het elimineren van die verspilling (3% van de werktijd) kostte me 1700 gulden, zijnde in 1989 de prijs van een modernere computer met een echte diskdrive. Het opstarten van een tekstverwerker vanaf een diskette kost al gauw anderhalve minuut en u begrijpt dat op den duur mijn zenuwen daar ook niet tegen bestand waren. Een uitgave van 2600 gulden in 1994 voor een machine met harddisk was het gevolg. De wet van de verminderde meeropbrengst heet dat, en achteraf vraag ik me af of een therapie om al die ergernis om te zetten in positieve energie niet meer kosteneffectief zou zijn geweest.
Maar het werd nog erger. Inmiddels had ik een computer met zoveel spierballen dat ik me bij het schrijven van mijn stukjes voelde of ik naar de bakker ging in een Boeing 747. Ik wilde de mogelijkheden die ik had beter benutten. Ik wilde een geluidskaart, een faxmodem, een CD-ROMspeler. Ik beet me vast in hardwareconflicten, zwierf gretig maar doelloos over het World Wide Web en besteedde het nodige geld - en vooral tijd - aan CD's met honderden Megabytes aan shareware-hebbedingetjes. Mijn produktiviteit ging zorgwekkend omlaag.
Ook in het bedrijfsleven worden veel dingen gedaan omdat ze toevallig kunnen. Je zult nu de ondernemingen de kost moeten geven die 'iets met multimedia' willen, bijvoorbeeld een promotie-CD-i. Of die een WWW-servertje openen. Leuk speelgoed hoor, maar het levert niks op. Is er wel iets positiefs te zeggen over automatisering? Kwaliteitsverbetering, hoor ik vaak zeggen. En: 'Je zou toch niet meer zonder PC kunnen of willen werken?' Zo'n laatste opmerking klinkt verdacht conservatief. Mensen die dat zeggen verdenk ik ervan dat ze vijftien jaar geleden niet mèt PC wilden gaan werken. Zo'n uitspraak is goed te rijmen met mijn vermoeden dat automatisering een autonoom, zichzelf in stand houdend proces is. Zo sprak ik niet lang geleden een manager van een klein bedrijf die zich nu eindelijk gedwongen zag zijn boekhouding te automatiseren, met alle kosten van dien, uitsluitend omdat anders geen accountant meer bereid was zich ermee te bemoeien.
En kwaliteitsverbetering? Ik weet niet precies wat dat is. Ik weet alleen dat kwaliteit maar tot op zekere hoogte kan compenseren voor een lage produktiviteit.