Herbert zoekt: Afschaffing van het vrije woord

Herbert Blankesteijn

Waarschuwing: deze column bevat moralistische taal. Wie alleen krachttermen en pornografische uitdrukkingen verdraagt, kan beter een andere pagina opzoeken.

Vanaf vandaag ben ik tegen het vrije woord. Wel ben ik voor vrije meningsuiting, maar dan moeten we goed afspreken wat een mening is en wat niet.

'Radicale moslims zijn geitenneukers,' dat is geen mening. Dat is een stelling, die waar is of niet. Als je wil beweren dat radicale moslims geitenneukers zijn, moet je dat aantonen. En dan moet je bewijzen dat alle radicale moslims wel eens een geit hebben geneukt. (Toch nog schuttingtaal. Voor de liefhebbers van Volkomenkut, Geenstijl en dergelijke een meevaller, zullen we maar zeggen.) Kun je dat niet, dan heb je een hele groep mensen beledigd.

'Theo van Gogh is een hond' is ook geen mening. Het is een onwaarheid, wat, toen Van Gogh nog leefde, iedereen met ogen in zijn hoofd zelf kon vaststellen. Het is schelden.

Waarom moeten mensen elkaar voor rotte vis uitmaken? Al in de beginjaren van internet had je 'flame wars'. Mensen die alleen thuis achter de computer zaten verloren de controle over zichzelf die ze in gezelschap wel hadden. Zo konden in nieuwsgroepen flinke scheldpartijen uitbreken. Destijds waren er utopisten die dachten dat mensen via internet andersdenkenden zouden leren begrijpen. Maar het tegenovergestelde is gebeurd. Internet is een middel geworden om gelijkgestemden op te zoeken, via Msn, chat, fora en weblogs, om elkaar op te jutten en samen verbaal door het lint te gaan.

Verbaal afreageren is prima. Dat lucht op en reduceert agressie. Maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat al dat ongemanierde en ruwe gedoe mensen op verkeerde ideeën brengt. Als ik op een vol terras roep dat Moeder Teresa dood moet, zijn mijn woorden snel weggewaaid. Zet ik zo'n tekst op internet, dan staat hij daar voorgoed, tenzij iemand ingrijpt. Vroeg of laat wordt hij gezien door een idioot die mijn idee zo gek nog niet vindt. Maak ik een filmpje of een rap waarin ik Moeder Teresa doodwens, dan kan die een enorme verspreiding krijgen voordat iemand de kans krijgt in te grijpen.

Omgekeerd kan mijn bedreiging gezien worden door radicale aanhangers van Moeder Teresa, die kunnen besluiten dat het haar leven is of het mijne.

Het bovenstaande is vast aanvechtbaar. Wetenschappers gaan uitleggen dat nooit is aangetoond dat het zo werkt. Maar je kunt toch fatsoenlijk met elkaar omgaan, ook al zit je veilig achter je pc'tje? Als we van immigranten eisen dat ze inburgeren, kunnen wij het dan misschien opbrengen ze in elk geval niet te beledigen?

Rechters hebben columnisten jarenlang de hand boven het hoofd gehouden, met een beroep op het vrije woord. Op fora en dergelijke kan iedereen brullen wat hij wil. Dat moet ophouden, zeker op internet, waar mensen, blank en zwart, bij het minste geringste op tilt gaan. De juridische begrippen liggen klaar, stoffig geworden na de jaren 60. Wat is er gebeurd met belediging, laster en opruiïng? De methoden liggen klaar: toegang tot websites alleen met een wachtwoord dat per post wordt opgestuurd naar een fatsoenlijk straatadres, na betaling van vijf euro vanaf een behoorlijke bankrekening. Weg met het vrije woord, weg met anoniem gebrul en gebral, je mag je alleen nog uiten, in woord, muziek, film, tekening of wat dan ook, als je op je uitlatingen kunt worden aangesproken.

Afgesproken?