LP's scannen versie 2.0

Herbert Blankesteijn

'Soms zijn onpraktische ideeën veel leuker dan praktische, en dit is zo'n geval.' Zo begon de aflevering van Beet op 18 september 2002 [LINK: LP's digitaliseren met scanner]. Soms keren onpraktische ideeën na verloop van tijd terug in praktische vorm, moet Beet nu concluderen.

Het idee van anderhalf jaar geleden was van de Israëliër Ofer Springer. Hij legde een lp onder de optische scanner, schreef software die een virtuele naald door het beeld van de groef liet gaan, en construeerde daarmee een geluidsbestand. De resultaten staan nog steeds op zijn site [LINK: http://www.cs.huji.ac.il/~springer/] die sinds september 2002 niet meer is veranderd. Het was en is te horen dat er muziek aan ten grondslag ligt, maar hifi is het bepaald niet. Ook had het gebruik van de huis-, tuin- en keukenscanner nadelen, bijvoorbeeld dat stereogeluid niet kon worden gereproduceerd. Een scanner registreert namelijk geen diepte, en in het dieptereliëf van de groef zit de stereoinformatie van een plaat.

Carl Haber en Vitali Fadejev waren zich niet van dit kunststukje bewust toen ze in het Lawrence Berkeley National Laboratory hun ervaring op het gebied van 'confocale lasermicrosocopie' op hetzelfde probleem loslieten. In tegenstelling tot Springer hadden ze een concreet probleem op het oog. Vier jaar geleden hoorden ze een radiouitzending waarin werd uitgelegd dat oude geluidsopnamen zoals wasrollen en grammofoonplaten van schellak vaak niet meer af te spelen zijn met een naald, of in elk geval niet zonder kans op onherstelbare schade.

Confocale lasermicroscopie gebruikt laserstralen om met een precisie groter dan een duizendste millimeter afbeeldingen te maken van objecten, zonodig in drie dimensies. Fadejev en Haber gebruikten deze techniek om sensoren voor experimenten in de deeltjesfysica te controleren. Ze realiseerden zich dat ze op dezelfde manier ook groeven in oude geluidsdragers konden inspecteren, en meldden zich bij Library of Congress, die geld gaf voor een onderzoeksproject.

Groef.jpg

Inmiddels hebben de twee onderzoekers hetzelfde gedaan als Springer: afbeeldingen maken en software schrijven om op grond van de afbeeldingen te berekenen hoe het geluid moet hebben geklonken. Krassen en spetters worden geëlimineerd op grond van de veronderstelling dat al te scherpe oneffenheden niet in de groef thuishoren. De resultaten staan op een site [LINK: http://www-cdf.lbl.gov/~av/] die Carl Haber daarvoor heeft ingericht, en ze zijn verbazingwekkend. Opnamen uit 1950, 1947 en 1912 (de laatste afkomstig van een cylinder) klinken glashelder en ruisvrij. Omdat ze nu niet worden weergegeven door een ruwe naald in een rammelend mechanisch apparaat maar met digitale technieken zonder bewegende delen, moeten ze nu beter klinken dan ze in het verleden ooit hebben gedaan. In vergelijking met het probeersel van Ofer Springer is dit vooral toe te schrijven aan de perfecte scan die Haber en Fadejev kunnen maken. In de eindfase van hun project zijn ze op Springers werk gestuit en hun verslag [LINK: http://www-cdf.lbl.gov/~av/JAES-paper-LBNL.pdf] bevat als laatste referentie een verwijzing naar zijn website.

Muziek reconstrueren is niet het voornaamste doel van het onderzoek dat de Library of Congress financiert, en Haber heeft daar ook geen zin in, uit vrees dat de muziekindustrie moeilijk gaat doen over auteursrecht. De geluidsarchieven bieden voorlopig genoeg uitdagingen. Zo moeten de stem van keizer Wilhelm te horen zijn op opnamen uit 1904, er is geluid afkomstig uit het Rusland van vóór de Revolutie en er zijn opnamen die zijn gemaakt door Amerikaanse soldaten in de Pacific in de Tweede Wereldoorlog. Er zijn 47.000 wascylinders, 650.000 platen van schellak en een miljoen opnamen op andere dragers die liggen te wachten op redding van ontbinding dan wel op digitale ontsluiting. Beet hoopt op een website vol likkebaardend-lekker historisch materiaal, over anderhalf jaar of zo.