Bush dom, Kerry slim
Herbert Blankesteijn
Het is moeilijk vechten tegen onzin, zeker tegen leuke onzin. Zo waart momenteel op internet een tabel rond volgens dewelke Amerikaanse staten meer de neiging hebben voor George W. Bush te stemmen naarmate de bevolking dommer is.
De tabel rangschikt de staten naar het gemiddelde IQ van de inwoners en kleurt ze blauw als ze op 2 november Democratisch hebben gestemd, en rood voor Republikeins. En sure enough, de slimste zestien staten hebben Democratisch gestemd. De waterscheiding is bijna perfect: de domste zesentwintig staten kiezen Republikeins. Een gedachte die op een ongemakkelijke manier troostrijk is - Bush dankt zijn macht aan sukkels.
Is het ook waar? Hoe waarschijnlijk is een gemiddeld IQ voor Mississippi van 85, en een van 113 voor Connecticut? De verschillen zijn wel groot. Enig zoeken leert dat we te maken hebben met een onvervalste canard, die zijn taaiheid onder andere dankt aan het feit dat the Economist er op 15 mei is ingetuind. Het blad publiceerde dezelfde IQ-cijfers in verband met de verkiezingsuitslag van 2000. Het beeld was, uiteraard, nagenoeg hetzelfde. Helaas zijn de cijfers onjuist. Ze komen uit een artikel dat een zekere Robert Calvert november 2002 in een nieuwsgroep plaatste. Deze persoon, als hij al bestaat, is nooit opgespoord. Niemand weet of hij per ongeluk of expres zoveel verwarring heeft gesticht.
Een paar weken na de publicatie moest The Economist rectificeren, maar het kwaad was al geschied. Nog steeds wordt het materiaal in nieuwsgroepen, fora en weblogs triomfantelijk herkauwd, soms gevolgd door rechtzettingen, soms niet.
Wat gebeurt er als je de statistieken wél gewetensvol gebruikt? De Amerikaan Albert V. Sloan heeft dat geprobeerd. Sloan is uitvinder van het begrip Social Quotient (sociale intelligentie) en staat sceptisch tegenover het gebruik van IQ als voorspeller van schoolresultaten en carrières. Hij heeft cijfers gebruikt van de Amerikaanse College Board, die elk jaar in het hele land op studenten de Scholastic Aptitude Test (SAT) loslaat. Die tests leiden tot een SAT-score die via een formule kan worden herleid (voor wat het waard is) tot een IQ. Het cijfer van studenten is door de bank genomen zo'n tien punten hoger dan het gemiddelde van de algemene bevolking en daar heeft Sloan voor gecorrigeerd. Het is geen exacte wetenschap, maar enfin, er komt iets uit.
De ranglijst van Sloan is plausibeler dan die van Calvert, om een aantal redenen. Met gemiddelde IQ's van 94 tot 104 zijn de verschillen minder geprononceerd. Ook scoren de zuidelijke staten consequent laag, wat te verwachten valt door het grote aantal zwarten daar. (Zwarte Amerikanen scoren gemiddeld een IQ van 85. Dat is een ongelukkig feit op grond waarvan je kunt pleiten voor meer aandacht voor zwarten in het onderwijs, of voor afschaffing van het begrip IQ.) Verder is de verdeling in slimme Democratische en domme Republikeinse staten lang zo nadrukkelijk niet. Kerry krijgt slechts de vier hoogst scorende staten. Bij de onderste dertien is één Democratische staat, te weten 'DC', dat alleen Mississippi en South Carolina onder zich heeft. Verzin hierbij uw eigen grap over politici.
Kunnen we nu toch een béétje smalen over domme kiezers die de domme president hebben gekozen die ze verdienen? Beter van niet. De lijst van Sloan mag eruit zien zoals je ongeveer zou verwachten, als hij klopt hoeven het niet de domste kiezers te zijn die voor Bush hebben gestemd. Om bij het politiek incorrecte voorbeeld van de zwarten te blijven: die hebben statistisch de neiging om thuis te blijven of juist Democratisch te stemmen. Het Republikeinse verweer mag dus luiden dat in het zuiden de hogere IQ's beter zijn vertegenwoordigd in de uitslagen.
Laten we tot slot de testresultaten van de presidentskandidaten erop naslaan. Kerry had een SAT-resultaat van 1190, wat overeenkomt met een IQ van 122. Bush scoorde met 1206/124 net iets hoger. Alweer een reden om eindelijk eens met dat gezeur op te houden.