Muziekindustrie snapt internet

Herbert Blankesteijn

De beer is los. In de VS heeft de rechter recentelijk uitgesproken dat makers van software om bestanden uit te wisselen (Morpheus, Grokster) niet medeplichtig zijn aan schending van het auteursrecht. Daardoor bleven de gebruikers van 'peer-to-peer-diensten' over als mogelijk doelwit voor de muziekindustrie. Vervolgens heeft een andere Amerikaanse rechter de provider Verizon gedwongen de gegevens van een klant aan de muziekindustrie te overhandigen. De klant in kwestie had een groot aantal bestanden beschikbaar gesteld op het netwerk van Kazaa, en was met digitale middelen geïndentificeerd als een gebruiker van Verizon. Hij wordt nu vervolgd.

Daarmee staat het licht op groen voor een grootscheepse jacht op schenders van het auteursrecht op internet. Ze worden op dit moment met honderden tegelijk gedagvaard, en als vergelijkbare processen uit het verleden een maatstaf zijn, zullen ze voor tienduizenden euro's per persoon aansprakelijk worden gesteld. Prompt is het gebruik van Morpheus, Grokster, Kazaa en soortgelijke netwerken met vijftien procent gedaald.

Het is moeilijk voor een van de hoofdrolspelers in dit stuk sympathie te hebben. De muziekindustrie heeft een geschiedenis van uitzuigen van zowel artiesten als consumenten. De makers van peer-to-peer-software jagen ook rücksichtslos hun eigen belang na. In hun veelgebruikte software smokkelen ze onderdelen mee die andere internetbedrijven bestelen, bijvoorbeeld door het 'overplakken' van advertenties op websites. Of ze kennen zichzelf het recht toe via internet de geheugenruimte en rekenkracht van de computers van hun klanten te gebruiken.

Het publiek lijkt heel sociaal 'bestanden te delen', maar bezondigt zich aan diefstal. Daarbij worden drogredenen ingezet, zoals: 'De prijzen van cd's zijn veel te hoog.' Dat mag waar zijn, maar koop die cd's dan niet. Niets verplicht of dwingt tot stelen. (Voor de goede orde: downloaden geldt niet als diefstal. Het is het beschikbaar stellen van muziekbestanden dat op dit moment wordt aangepakt. Dit is ook het makkelijkst te constateren.)

Vaak is gewezen op de conservatieve houding van de muziekindustrie, die met een grote boog om internet heenliep en vasthield aan het oude distributiemodel. Dit beeld klopt niet langer. De muziekindustrie maakt actief en creatief gebruik van digitale media, en niet alleen bij het opsporen van muziekdieven. Het uitwisselen van nummers van nieuwe cd's wordt op een slimme manier bemoeilijkt door valse bestanden in omloop te brengen. Wie op dit moment bij Kazaa zoekt naar de nieuwe cd van Steely Dan heeft de grootste moeite de echte muziek te pakken te krijgen.

Ook buiten de sfeer van het uitwisselen van bestanden leert de muziekindustrie. Sites die muziek te koop aanbieden beginnen succes te krijgen, in het spoor van Apple's iTunes. De verschillende Idols-projecten waren gehaaide operaties waarbij onder andere sms, websites en dergelijke werden ingezet om het commerciële succes te maximaliseren. In het algemeen wordt meer en meer gewerkt met combinaties van optredens, sponsoring en merchandising, waarbij in de marketing uitgebreid van digitale middelen gebruik wordt gemaakt. Zo wordt de branche minder afhankelijk van de ingezakte cd-verkoop. Verder zoekt de industrie druk naar manieren om kopiëren te beletten en om te doen aan digital rights management. Bij dat laatste wordt technologie ingezet om muziek in meer vormen te verkopen, bijvoorbeeld als bestanden die gedurende een beperkte tijd, een beperkt aantal malen of op een beperkt aantal apparaten kunnen worden afgespeeld. Digital rights management zal in de volgende versie van Windows, ophanden in 2005, een prominente rol spelen.

Dit zijn niet de toepassingen van de moderne techniek waar muziekconsumenten op hebben gehoopt. Bij veel van deze nieuwe vormen betaalt de consument meer geld voor minder muziek. Maar het is moeilijk concurreren met onbeperkt gratis graaien. Je kunt de bedrijfstak niet verwijten dat ze doet waarvoor ze bestaat: geld verdienen aan muziek. Vast staat dat de muziekbranche de digitale media in de gaten heeft, actief onderzoekt en waar mogelijk gebruikt.

De eerste nieuwe versies van de peer-to-peer-software zijn al verschenen die bescherming bieden tegen de muziekpolitie. Of die bescherming voldoende zal zijn is niet duidelijk. Een individuele Kazaa-klant hoeft niet te vrezen: de pakkans is klein. In Nederland hebben de Buma en de Stichting Brein zich in dit opzicht nog niet geroerd. Maar wie wil een boete van tienduizenden euro's riskeren? Talloze Kazaa-gebruikers zullen hun 'Shared folder' voor de zekerheid hebben geleegd. De bruikbaarheid van Kazaa en vergelijkbare programma's wordt daardoor minder. Als de muziekindustrie dit bekwaam uitspeelt kan er een negatieve spiraal worden ingezet. Het gevecht zal nog wel even duren, maar de platenmaatschappijen hebben deze ronde overtuigend gewonnen.