Nieuwe media: Ophaalbrug naar de burger

Herbert Blankesteijn

(Lezing voor RVD - jaarlijkse bijeenkomst Voorlichtingsraad en Commissie Publiek en Communicatie - 2 april 2003)

De opkomst van internet als publieksmedium herinner ik me nog goed. Ik heb het over 1994 of daaromtrent. Er verschenen stukken in de krant over de merkwaardige wereld van chat- en nieuwsgroepen, met alleen op internet voorkomende omgangsvormen, de zogeheten 'Netiquette'. Daar kon je een 'newbie' zijn, of ten prooi vallen aan 'flaming', en als iemand je toevoegde 'rtfm' dan moest je een rood hoofd krijgen, want je werd geacht te weten dat dat betekende: Read the fucking manual. En als je er blijk van gaf dat niet te weten maakte je het alleen maar erger. Heel griezelig allemaal.

Wetten golden op internet niet, iedereen was gelijk, 'on the internet nobody knows you're a dog'. Het was het paradijs van de communicatie. Je kon iedereen mailen van wie je een internetadres had, de directeur bijvoorbeeld, en omdat de directeur aan je mail niet kon zien wie je was of wat je aan had, had je alle kans dat je serieus werd genomen - serieuzer dan wanneer je de directeur op de gang aansprak. En overigens, het mailadres van Bill Clinton was president@whitehouse.gov en dat van die andere Bill was billg@microsoft.com. Zo kon je zelfs de groten der aarde je mening kenbaar maken.

Natuurlijk heb ik ze mail gestuurd. Maar antwoord heb ik nooit gehad, en ook aan het beleid van de VS en van Microsoft heb ik nooit gemerkt dat mijn inzichten daar gemeengoed zijn geworden. Hoe zou dat nou komen?

Vanmidag wil ik graag proberen helder te krijgen hoe het mogelijk is dat mijn denkbeelden die prominenten niet hebben bereikt. Want e-mail is een pijler van de veelgeprezen brug naar de burger, waarlangs de politicus naar de burger zou kunnen komen maar vooral ook andersom. Andere pijlers zij natuurlijk websites en de formulieren die mensen daar kunnen invullen, fora en dergelijke. Allemaal variaties op hetzelfde thema, die gemeen hebben dat de burger zijn mening geeft wanneer het hem uitkomt en dat de politicus of de ambtenaar daar kennis van neemt, en antwoordt wanneer hij even tijd heeft.

Ik heb eens een paar onderzoekjes opgeduikeld die te maken hebben met het reageren op e-mail.

Juli 2002: eenderde van de bedrijven reageert niet op e-mail.

Augustus 2002: meer dan de helft van de kamerleden reageert niet op e-mail. Een jaar eerder was dat precies de helft. (Leuk om te vermelden: Harry van Bommel stelt in februari Kamervragen over de gebrekkige beantwoording van digitale post van burgers, maar bij deze gelegenheid reageerde maar een derde van de SP-Kamerleden. Er waren maar drie partijen waarvan alle kamerleden reageerden: SGP, ChristenUnie en Groep De Jong.)

September 2002: een op de vijf mails aan gemeenten wordt niet beantwoord. Net als bij de bedrijven is dat trouwens wel eens slechter geweest. En in deze maand bleek nogmaals, uit weer een ander onderzoek, dat een derde van de mail aan bedrijven onbeantwoord blijft.

En nu denkt u misschien dat ik daar schande van ga spreken, zoals de meeste journalisten, maar dat ga ik niet doen. Ik zie hier geen falende organisatie, of onhandigheid met een nieuw medium. Wat ik hiervan vind zult u meteen begrijpen als ik er een Amerikaans onderzoekje naast leg, ook uit augustus 2002: Het gemiddelde Amerikaanse Congreslid krijgt meer dan 200.000 mails per jaar. Dat zijn er dus zo'n duizend per werkdag.

Fijne brug naar de burger heb je dan! Moet je dan verlangen dat mail binnen 24 uur, of binnen drie weken wordt beantwoord? Want dat is het verschil tussen de rekkelijken en de preciezen in journalistiek Nederland. De preciezen willen dat een politicus of een overheidsdienaar alles uit zijn handen laat vallen zodra er een mail binnenkomt, de rekkelijken vinden het goed als hij eerst even afmaakt waar hij mee bezig was. Maar antwoord moet er komen. Niemand vindt dat dat afhangt van de inhoud of de toon van de mail.

Die aantallen zijn op zichzelf al een reden om van die brug naar de burger een ophaalbruggetje te maken. In Nederland zijn de aantallen voor Kamerleden in verhouding. Het gaat om gemiddeld een stuk of vijftig per dag met uitschieters tot 150 - maar zelfs als een Kamerlid 'maar' enkele tientallen mails krijgt, is het nog niet redelijk te verlangen dat hij zich daar persoonlijk mee bezighoudt. Mail kost Kamerleden toch al gemiddeld ongeveer een uur per dag.

Aantallen zijn een aspect, de inhoud is een andere. Die comfortabele tijd dat er vrijwel alleen intellectuelen op internet zaten is allang voorbij. En toen was trouwens het intellectuele klimaat er al guur genoeg, getuige het wangedrag tegenover nieuwelingen. Nu zijn er ook hooligans bij, grappenmakende pubers, en we weten niet altijd dat het honden zijn, maar ze zijn het soms wel. Bedreigingen zijn in mijn ogen het minste probleem. Drogredenen zijn veel erger. Op internet zit nu het algemene publiek, het SBS-publiek zal ik maar zeggen, en ik mag in dit gezelschap wel onthullen als u belooft dat het binnen deze muren blijft, dat dat te stom is om voor de duvel te dansen. Het zijn de mensen die tijdens het journaal letten op de kleren van de presentatoren in plaats van op de inhoud - als ze al kijken. Het zijn mensen die roepen dat alle politici zakkenvullers zijn en dat alle junks en illegalen vanuit een vliegtuig in zee moeten worden gekieperd. Ze hebben niet de opleiding, de interesse of de kennis om een behoorlijke gedachtenwisseling over politiek te voeren, maar plaatsen toch bijdragen op die fora, sturen mailtjes en dergelijke. En sinds Pim Fortuyn geven politiek en overheid deze mensen de illusie dat er nu eindelijk naar ze wordt geluisterd, en klimmen journalisten in de pen als er niet snel genoeg op een testmailtje wordt gereageerd.

Dus we gaan inventariseren wat er leeft onder de burgers. Kom naar onze website. Sms uw mening.

Net als u heb ik wel een vermoeden wat er voor meningen er leven. Het is niet veilig, het onderwijs is niet goed, de zorg deugt niet, we willen van de files af. Kunt u dat even regelen? Wat zegt u, kost dat geld? Dat komt slecht uit, want we wilden ook lagere belastingen; die vinden we namelijk te hoog. En het openbaar vervoer moet goedkoper en de benzine ook. En als dat allemaal niet in orde komt DAN HEBT U NIET NAAR ONS GELUISTERD.

Jaa, de politiek en de overheid zouden naar de burgers gaan luisteren. Dus iedere burger, zeker de SBS-kijker, denkt nu dat nu eindelijk gaat gebeuren waarvoor hij tot nu toe elke vier jaar op een andere partij stemde zonder dat het hielp. Die verwachting is gewekt. Daar moet een teleurstelling op volgen, domweg omdat al die simpele zielen tegenstrijdige dingen willen. Wat A wil is in strijd met wat B wil, maar de wensen van A zijn ook met elkaar in strijd, net als die van B.

Dát is dan iets waar nieuwe media een prachtige brug naar de burger zouden kunnen zijn. Nog eens uitleggen hoe de parlementaire democratie werkt. De bazelende meerderheid heeft daar geen benul van. Dat uitleggen gaat dan ongeveer zo:

Beste kiezer, er zijn vier soorten vertegenwoordigingen en voor elk mag u eens in de vier jaar stemmen. Buiten de verkiezingen zijn er voor de modale kiezer helaas geen gelegenheden om zich uit te spreken, afgezien van demonstraties, speciale inspraakgelegenheden en dergelijke. Wilt u meer invloed dan moet u ophouden een modale kiezer te zijn. Dat kan: u kunt lid worden van een actiegroep, van een politieke partij of van een andere maatschappelijke organisatie en daar gaat u heel hard werken. Dat wil zeggen dat u zich verdiept in inhoudelijk zaken en in procedures, dat wil zeggen dat u campagne voert, stukken schrijft, leert overleggen en debatteren, luisteren naar en rekening houden met anderen, dat u investeert in contacten en noem maar op. Als u bereid bent dat allemaal te doen, en afscheid te nemen van uw tv en uw SBS, kunt u veel meer invloed krijgen dan de gemiddelde kiezer, al zal het u soms nog tegenvallen want zelfs een Kamerlid, zelfs een minister, zelfs een Koningin heeft het niet alleen voor het zeggen. Bent u voor al deze noeste arbeid te lui, dan kunnen wij helaas niets voor u doen. Als u te beroerd bent om behoorlijk kennis te nemen van lastige maatschappelijke problemen, als u geen verkiezingsprogramma's leest en al uw politieke kennis ontleent aan Hart van Nederland en aan Kopspijkers, als u denkt ons te moeten lastig vallen met uw benepen eigenbelangetje en uw vooroordelen over zakkenvullen, dan gaan wij zeker niet al uw domme mailtjes lezen. Wij hebben wel wat beters te doen. Dag kiezer.

Ik wil er vergif op innemen dat u, die hier tegenover mij zit, zo'n betoog wel eens zou willen afsteken, maar dat mag u natuurlijk niet. Maar toch, het is een misverstand uit het televisietijdperk dat een bijvoorbeeld een minister persoonlijk benaderbaar is. En door de manier waarop internet wordt gepresenteeerd wordt dat misverstand gecultiveerd. Maar een minister, een Kamerlid, een formateur, die zijn daar niet voor. Hun tijd is te duur. Frank de Grave schijnt er trots op te zijn dat hij tot diep in de nacht mail beantwoordt van burgers (WebWereld 17 januari) maar ik vind het een schande want daardoor is hij de volgende dag minder uitgerust en minder goed in staat om het werk te doen waarvoor hij is gekozen - werk dat hij geacht wordt beter te kunnen doen dan de SBS-kijker.

En zelfs wanneer lagere ambtenaren de zinnigste mailtjes selecteren, is het een hele hoop weggegooide mankracht. Het leidt nergens toe. Het gros van de mailschrijvers houdt het gevoel dat er niet naar ze is geluisterd, en dat gevoel is nog steeds terecht, en omgekeerd is het ook een illusie dat je op die manier lumineuze ideeën tegenkomt die je op een andere manier niet zou hebben opgedaan. Wallage heeft bij de presentatie van zijn rapport meen ik gezegd dat er zoveel deskundigheid in Nederland was en dat je daar gebruik van zou moeten maken. Wel, het loont eenvoudig niet om naar die deskundigheid te zoeken in bergen onzin, en bovendien, als die deskundigheid iets waard zou zijn, zou hij op een andere manier ook wel komen bovendrijven.

Laat mensen maar brieven schrijven. Dat kost iets meer moeite, en dat is een prima onzinfilter. De ergste beledigingen blijven je dan alvast bespaard. Laat ze maar zoeken naar mensen die wél willen luisteren, op een lager niveau. Laat ze maar op zoek gaan naar journalisten die hun verhaal willen noteren. Ook een prima filter. Waarom zou je dat als politicus of ambtenaar allemaal zelf willen doen? De telefoon is niet geschikt als middel voor direct contact met de burger - Balkenende en Bos laten ook geen telefoonnummer in de Volkskrant afdrukken - en de mail en de interactieve website zijn dat ook niet. Er zijn, helaas, domweg teveel burgers.

Moet internet wat mij betreft dan bij het grof vuil? Dat ook weer niet. In de eerste plaats kan internet een prima rol vervullen bij de voorlichting. One-to-many, van één naar veel, net als de televisie, maar dan altijd paraat. Het is een misverstand dat alle mogelijkheden van internet moeten worden gebruikt. Je moet alleen die mogelijkheden gebruiken die zinvol zijn. Meningen verzamelen is dat niet, informatie verspreiden is dat wel.

Voor lagere niveau's, bijvoorbeeld het gemeentelijke, geloof ik wel degelijk - enigszins - in benaderbaarheid van de politicus en de ambtenaar. Zoals in de Tweede Kamer de situatie in het Amerikaanse Congres op schaal is verkleind, zo is in een gemeentehuis of gemeenteraad de schaal nog kleiner. Het lijkt me denkbaar dat, zolang de gemeente niet te groot is, dit voor een openbaar figuur te behappen blijft. Het strookt ook met het beeld van internet als ophaalbrug naar de burger: een vredig klein bruggetje naar een klein gemeentehuis waarover gelukkig zelden verkeer komt. Zelf heb ik onlangs gesproken met Mellouki Cadat, dit jaar uitgeroepen tot het meest digitale raadslid van Nederland. Op zijn site staat zijn mailadres, zijn mobiele telefoonnummer, je kunt met hem chatten, desnoods allemaal tegelijk (heb ik ook gedaan trouwens). Je kunt nog net niet bij hem op de thee, al lijkt het me iemand die zelfs dat goedvindt als je erom vraagt. En ik heb niet het idee gekregen dat hij onder de druk bezwijkt - maar hij zit dan ook in de stadsdeelraad Zeeburg. Ik betwijfel of hij zo toegankelijk zou kunnen blijven als hij gemeentraadslid was van de stad Amsterdam, laat staan als Kamerlid.

Dames en heren, het is tien jaar geleden dat internet opdook als massamedium. Er zijn veel dwaze misverstanden over geweest. Het net zou goed zijn voor democratie en gelijkheid, het zou de massa's verheffen met alomtegenwoordige informatie. Dat is allemaal onzin gebleken. Internet is een medium dat door links en rechts, door goed en kwaad kan worden gebruikt. Een van de laatste misverstanden is dat internet de burger een stem geeft, invloed geeft. Begraaf dat misverstand. Elke burger krijgt de stem en de invloed die hij verdient, die hij waard is, met of zonder internet.