Mail toont echte structuur bedrijf
Herbert Blankesteijn
Volgens een ideaal uit de begindagen van internet, we hebben het over een jaar of tien geleden, zou het wereldwijde computernetwerk de weg effenen voor totale democratie en gelijkheid. Daar is nog niet veel van te merken. In plaats daarvan blijkt het verkeer op computernetwerken te tonen hoe de wereld dan wél in elkaar zit. Onderzoekers in een laboratorium van Hewlett-Packard hebben het e-mailverkeer in hun eigen lab geanalyseerd en komen tot verrassende inzichten.
Het leuke van mailverkeer is alles wordt bewaard. Van wie naar wie, hoe laat, de inhoud, ieder detail wordt gelogd. Wel zijn er wettelijke beperkingen aan wat de beheerder mag bekijken. In ieder geval is dat archiveren een belangrijk verschil met bijvoorbeeld gesprekken aan het bureau, bij de koffiemachine en in de kantine: als die voorbij zijn zijn ze verdwenen.
De HP-onderzoekers bekeken het hele mailverkeer van hun lab (485 medewerkers) over een periode van drie maanden rond de laatste jaarwisseling. Het ging om bijna 900.000 mails: ongeveer dertig stuks per persoon per werkdag. Hier werd eerst opruiming in gehouden. Mail van en naar de buitenwereld telde niet mee. Berichten die naar meer dan tien personen tegelijk werden gestuurd, ook niet. Dit om algemene aankondigingen kwijt te raken, en zendingen die zonder nadenken aan 'iedereen in het adressenboek' waren gestuurd. Zo bleven er bijna 200.000 mailtjes over.
Twee personen werden geacht in serieus mailcontact met elkaar te staan wanneer er minstens dertig mailtjes tussen deze twee waren verstuurd, maar weer niet als meer dan 25 stuks in één richting waren gegaan. Wederkerigheid was het criterium.
Zo ontstond een netwerk van verbonden personen, en het zal niemand verbazen dat hierin groepjes te herkennen waren die meer met elkáár mailden dan met collega's buiten deze groep. Deze werden 'gemeenschappen' genoemd. 66 gemeenschappen werden er ontdekt, waarvan er 49 overeenkwamen met groepen die volgens de structuur van het bedrijf inderdaad geacht werden te bestaan. Afdelingen natuurlijk, managers onderling, en in de Nederlandse situatie zou je kunnen denken aan een ondernemingsraad. Het interessante was dat zeventien gemeenschappen leden telden van verschillende afdelingen. Bij navraag bleken dit vaak projectgroepen te zijn, maar er was ook een e-maildiscussiegroep bij en een clubje van drie dat min of meer onafhankelijk bezig was aan het herontwerp van een printer. Bij navraag onder de medewerkers bevestigden de meesten dat de gemeenschappen precies goed waren herkend, afgezien van een enkel meningsverschil over de vraag of iemand terecht binnen of buiten de groep was geplaatst.
Wat de hiërarchie in dit HP-lab betreft, de directeur zat veilig en wel in het centrum van de e-mailcommunicatie maar er waren zeker vier hooggeplaatsen aan te wijzen die qua e-mail niet meer waren dan randfiguren.
De onderzoekers roemen het gemak van hun methode: met een pc en reeds beschikbare gegevens van de mailserver heb je in een paar uur een kant en klaar overzicht van de werkelijke structuur van je bedrijf. De inhoud van het berichtenverkeer hoeft daarvoor niet bekeken te worden. Hetzelfde zou je kunnen doen met telefoontjes, smsjes en instant messaging, ter vergelijking of voor meer nauwkeurigheid. Ze noemen verder de mogelijkheid op deze manier terroristennetwerken bloot te leggen. Bij nader inzien ligt dat zo voor de hand dat Beet onmiddellijk aanneemt dat dit allang gebeurt in de bekende geheime projecten Carnivore en Echelon.
Wat ook voor de hand ligt en door de onderzoekers niet wordt genoemd, is de mogelijkheid op deze manier mensen te indentificeren die zich ten onrechte weinig manifesteren, of die blijkbaar niet graag met mail omgaan. Wie hoog op de ladder staat en alleen met zijn secretaresse mailt heeft, zeker bij het onderzoekslab van HP, iets niet helemaal begrepen. Maar het valt de onderzoekers te vergeven dat ze dat van hun eigen bazen niet hardop zeggen.