De film van je leven

Herbert Blankesteijn

Rond deze tijd is Gordon Bell de eerste mens met een extern geheugen. We tellen daarbij alle mensen met een dagboek, een agenda of een telefoonboekje even niet mee. Het moet digitaal, en het moet groots en meeslepend.

Bell pakt het inderdaad grondig aan. Identiteitsbewijzen, brieven, mail, foto's, werkdocumenten, video, alles wat er maar te vinden was over zijn leven, is in digitale vorm omgezet en opgeslagen. Ook informatie over wat hij leest of koopt op internet wordt bewaard, evenals telefoongesprekken. Geluid wordt omgezet in tekst, zodat zijn conversaties nog doorzoekbaar zijn ook (over dit gedeelte is Beet, zoals altijd, sceptisch gestemd).

Bell is medewerker van Microsoft en leidt het MyLifeBits-project. De bedoeling is, mensen in staat stellen hun eigen geschiedenis te boekstaven zoals Gordon Bell dat nu post hoc doet.

Foto's en documenten van vroeger moet Bell opduikelen van zolders, uit laden en bij familieleden, en hij moet ze bloedig (laten) scannen. Beet heeft fotoalbums van vroeger gescand, en dat is een heidens karwei - het duurt jaren voordat een normaal mens het pre-digitale deel van zijn leven in de computer heeft opgeslagen.

Opslagruimte is geen probleem meer. Harddisks van 100 GB zijn al verkrijgbaar; binnen drie jaar kunnen ze de tienvoudige capaciteit hebben. Ter vergelijking:1000 GB is 20.000 uur muziek in bijna-cd-kwaliteit of 500 uur video, of half om half. Wat tekst betreft: 1 GB is equivalent aan 1000 heel dikke boeken, dus het ruimtebeslag van tekst is altijd verwaarloosbaar. De gedachte dringt zich op dat Microsoft manieren zoekt om deze onmetelijke hoeveelheden opslagruimte enigszins nuttig te gebruiken, door gewoon álles op te slaan. De vraag is of normale mensen daaraan behoefte zullen hebben.

Uit eigen ervaring kan Beet zeggen dat die behoefte er waarschijnlijk zal zijn, in elk geval bij een deel van het publiek. Hier staat op de pc inmiddels een archief van tien jaar artikelen, acht jaar e-mail, vijf jaar nieuws en ander bronnenmateriaal van internet, tien jaar computersoftware, en ga zo maar door. Ook is er een fotoarchief van een jaar of twintig, maar dat is fragmentarisch omdat er nog veel te scannen valt. Sinds een jaar staan alle afspraken in de Palm. Beet leert steeds slimmer archiveren (bedenk goede mappenstructuren en bestandsnamen!) en Windows leert steeds beter zoeken. Daardoor wordt dit archief met het jaar nuttiger, al beslaat het verschillende databases die met verschillende programma's moeten worden doorzocht.

Het is veel werk om zo'n systeem bij te houden. Maar het is misschien wel meer werk om het niet te doen. Wanneer was ook weer die sollicitatie? Bij welk bedrijf boekten we die vakantie in Griekenland vijf jaar terug? Gaf ik dat boek vorig jaar nou aan A of aan B? Met e-mail ontstaat zo'n archief vanzelf, maar veel praktischer zou het zijn wanneer alles, tot en met telefoontjes, vanzelf in de database van je leven terecht zou komen. Dan hoefde je ook niet met de hand digitale foto's in de pc te gieten, of bijschriften toe te voegen. Alles zou vanzelf in één database belanden, zodat het intikken van een datum alle media zou oproepen van die datum. Dat is waar Gordon Bell naar streeft.

Het doorzoeken van de database is het volgende probleem. Tekst is doorzoekbaar en audio kan in principe naar tekst worden geconverteerd. Documenten ook. Foto's en video kun je niet automatisch doorzoeken, en ook niet voorzien van tekstuele informatie (als het een kon, zou het ander zijn opgelost) dus zal handmatig indexeren nodig blijven. Een ander probleem dat Bell moet oplossen is al bekend bij archiefdiensten: hoe zorg je dat over tien jaar, met de software, apparaten en bestandsvormen van de toekomst, je database nog gebruikt kan worden. Misschien is dat nog wel het moeilijkste.