Voetbal is niet wat het lijkt

Herbert Blankesteijn

Vrijwel iedere Nederlander denkt de regels van het voetbalspel te kennen. De bal moet in het doel, honderd bij vijftig meter, tweemaal elf spelers, tweemaal 45 minuten, met de hand spelen mag niet en er is zoiets als buitenspel.

Inderdaad is er een spel met zulke regels, en het heet inderdaad voetbal. Maar het spel dat op zaterdagavonden en zondagmiddagen in stadions in de grote steden wordt gespeeld en 's avonds op de televisie door miljoenen wordt bekeken, het spel dat zo misleidend 'beroepsvoetbal' wordt genoemd, dat spel kent andere regels. Het heet ook anders.

In tegenstelling tot wat iedereen denkt heet de meest geliefde sport van Nederland niet voetbal, maar calculo. Voetbal en calculo hebben regels gemeenschappelijk - de bal moet bijvoorbeeld in het doel - maar er zijn belangrijke verschillen.

Bij voetbal is de scheidsrechter onderdeel van het veld. Wanneer een speler de bal via de scheids in het doel schiet, is het effect hetzelfde als wanneer de bal via de paal was gegaan: hij zit, maar hij zit juist niet als sprake was van een indirecte vrije trap.

Bij calculo is de scheidrechter onderdeel van de regels. Dingen die bij voetbal verboden zijn, zoals vasthouden, hands, een tegenstander ten val brengen of iemand verwonden, zijn bij calculo toegestaan zolang ze achter de rug van de scheidsrechter gebeuren.

Verwar dit niet met 'wegkomen met een overtreding'. Calculo-spelers weten dat duwen, trekken en schoppen buiten het blikveld van de scheids zijn toegestaan. Het beste bewijs daarvoor is het feit dat ze dergelijke vormen van fysiek geweld zonder moeite van elkaar accepteren. Bij voetbal zijn dit overtredingen: benadeelde spelers zijn doorgaans boos op de dader, of er een scheidsrechter aanwezig is of niet, en of hij zo'n overtreding bestraft of niet.

In bepaalde situaties is bij calculo geweldpleging zelfs onder de ogen van het gezag geoorloofd. Bij het nemen van een corner wordt in het strafschopgebied zoveel gesjord en gemept dat, als het een voetbalwedstrijd betrof, de scheidsrechter nooit zou kunnen ophouden op zijn fluit te blazen. Gelukkig spelen we calculo, en kan het spel gewoon doorgaan. Een regel bij calculo is verder dat de scheidrechter bij corners, en ook bij vrije trappen rond het strafschopgebied, op willekeurige momenten fluit in het voordeel van de verdedigende partij.

[Calculo kent geen beperkingen voor de keeper die de bal vasthoudt. In voetbal gold tot voor kort de regel dat de keeper maar een beperkt aantal stappen mocht doen met de bal in zijn handen. Nu is dat veranderd: de keeper mag maar zes seconden de bal vasthouden. Calculo heeft dergelijke regels niet.

Verboden is bij calculo de schwalbe: doen alsof je onderuit wordt geschopt. Calculospelers zijn erg boos op tegenstanders die zich hieraan bezondigen, of de scheidsrechter ervoor fluit of niet. Net als bij voetbal zijn de aardigste bepalingen de uitzonderingen op belangrijke regels. Bij voetbal mag je niet terugspelen op de keeper, behalve met het hoofd. Buitenspel geldt niet bij een ingooi of op eigen helft. Bij calculo is het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel toegestaan tenzij. Zoals vermeld mag het niet gezien worden door de scheids. Sinds kort is daar een uitzondering aan toegevoegd. Ook wanneer televisiecamera's het toebrengen van een verwonding registreren is men in overtreding.]

Een interessant verschil tussen voetbal en calculo is te vinden in de behandeling van gele en rode kaarten. Bij beide sporten wordt een ernstige overtreding bestraft met een gele kaart, en is de tweede gele kaart automatisch een rode. Maar bij voetbal geldt de eerste gele kaart als laatste waarschuwing: nog een keer en je vliegt eruit. Zo staat het in de regels. Bij calculo is een gele kaart een aanmoediging. Wie een gele kaart heeft gekregen kan voor de rest van de wedstrijd rekenen op een extra lankmoedige behandeling. Een tweede gele kaart wordt alleen gegeven bij poging tot doodslag.

Voetbal speelt zich af op een veld van beperkte omvang en in een tijdsbestek van tweemaal 45 minuten. Calculo wordt gespeeld met elf spelers op het veld, maar buiten het gras mag iedereen meedoen. Het speelveld en de tijdsduur van de krachtmetingen van calculo zijn onbegrensd. Calculo houdt nooit op. Regelmatig ontdekken de deelnemers nieuw terrein om het spel te spelen. Goede voorbeelden hebben we gezien aan het einde van het vorige calculoseizoen. Er werd calculo gespeeld bij tuchtcommissies, waar men de beste spelers van de tegenstander trachtte uit te schakelen. Er bleek al jaren te worden gecalculeerd in de gemeentepolitiek, waar wisseltrucs met stadions sommige clubs miljoenen bezorgden om betere spelers te kopen en te honoreren dan andere clubs konden betalen. Of omgekeerd: clubs die zich in de schulden hadden gestoken, door het aantrekken van sterspelers of gewoon door wanbeleid, wisten deze schulden met staaltjes virtuoos calculo te laten verdwijnen, zonder enige sanctie, of met behoud van het op de pof verkregen toegangsbewijs voor Europees calculo.

Calculo lijkt in veel opzichten op voetbal, en het misverstand ligt altijd op de loer dat ook bij calculo de voetbalvaardigheden het belangrijkst zijn. Maar het essentiële verschil is eenvoudig dit. Bij voetbal wint het team dat het best kan voetballen. Bij calculo wint de club die het meest bedreven is in calculo.