Kloon
Herbert Blankesteijn jr.
Gisteren heeft Pap het me
verteld; het was zo'n jongen-ik-moet-eens-met-je-praten-gesprek. Dan vind ik
hem wel zo'n ongelooflijke eikel, dan zou ik het liefste in de tv willen
springen. Nee dus, die moest ik natuurlijk afzetten. Toen kwam het hoge woord
eruit, maar ik kan niet zeggen dat ik ervan opkeek. Het is dus waar, ik ben een
kloon.
Op school werden er al
grappen over gemaakt. Degenen die Pap wel eens gezien hebben weten dat de
gelijkenis vrij heftig is. Daar kun je bij optellen dat ik in mijn gedrag ook
het nodige van mijn vader wegheb. Al schijnt dat normaal te zijn, dat zie ik
bij mijn vrienden ook. Maar zelfs zij weten niet hoe ik lijk op Paps jeugdfoto's.
Dat is griezelig. Tweelingbroertjes. Vooral in de tijd dat Pap nog uitmaakte
wat de kapper met me deed. Tegenwoordig zorg ik dat er wat verschil is.
Nu ik het weet, vraag ik me
de hele tijd af wat ik nou van hem ben, en hij van mij. Hij is mijn vader, en
tegelijk een broer. Ik word misselijk van het idee. Het voelt of ik dertig jaar
in de diepvries heb gelegen, maar die diepvries was dus zijn lijf. Gatver.
Vroeger speelde hij soms met me, maar natuurlijk niet als een vriendje. Dat was
altijd anders. Nu voedt hij me op, en sinds gisteren moet ik daar zo ongeveer
van braken. Wie denkt hij wel dat hij is.
Ik verdom het om het op
school te vertellen, dan kan ik het schudden. Er zijn er een paar in de klas
die weten wat het inhoudt, en anders de biologielerares wel. Dan snapt opeens
iedereen wat ik nu snap: waarom ik niet kan meedoen met gymnastiek, waarom mijn
hart en mijn gewrichten niet deugen. Of ze gaan zeiken dat ik net zoveel zal
gaan verdienen als hij. Mooi niet, ik sterf nog liever.
Dat zal trouwens gauw genoeg
gebeuren, zoveel weet ik wel. Pap loopt al dertig jaar langer op de wereld
rond, maar eigenlijk zijn we even oud. Mijn tijd in de diepvries telt mee, als
ik het goed begrepen heb. Als hij de pijp uitgaat, is het ook zo ongeveer mijn
tijd. Voor hetzelfde geld ga ik eerder - met mijn lijf zou me dat niet
verbazen. Reden temeer om het ervan te nemen. Ik voldeed toch al niet aan zijn
verwachtingen, vanaf nu kan hij het helemaal wel vergeten.
Waarom moest hij zo nodig een
kloon hebben? Dat snap je toch niet. Ik had er gisteren totaal geen zin in,
maar ik heb het toch gevraagd. Het is ook zo wat om alleen 'O' te zeggen als
hij duidelijk alle moed bij elkaar heeft geschraapt voor zo'n zware mededeling.
Er kwam alleen vaag gelul uit, over gezelschap, maatjes zijn, weet ik veel. Ik
heb niet echt geluisterd. Het sloeg nergens op.
Er zijn wel redenen die ik
zou kunnen geloven, stuk voor stuk te zielig voor woorden. Hij wou een opvolger
voor het bedrijf. Hij vindt alleen zijn eigen gezelschap goed genoeg. Of hij
wou het idee hebben dat hij na zijn dood zou voortbestaan. Zoiets, misschien
alledrie. Als er één van waar is, is hij erger dan een eikel. Lager vooral.
Klootzak.