De Chinezen komen!
Herbert Blankesteijn
De Chinese overheid heeft besloten alleen nog maar software uit eigen land te gebruiken. Dat betekent: geen Microsoft Office meer, maar WPS Office 2003 van Kingsoft. Geen Windows meer maar Red Flag Linux. Microsofts pogingen het vertrouwen te winnen van de Chinese overheid, onder andere door inzage te geven in de broncode van Windows, zijn mislukt.
China heeft een diep wantrouwen jegens Amerikaanse technologie sinds begin vorig jaar een nieuwe Boeing voor de Chinese president door Amerikaanse technici bleek te zijn voorzien van afluisterapparatuur. De keus voor een open source-besturingssysteem heeft daar zeker iets mee te maken. China's eigen programmeurs kunnen zich ervan vergewissen dat het Westen geen geintjes uithaalt, en ze kunnen de software naar believen aanpassen.
Daarnaast probeert China de eigen hi-techindustrie te stimuleren. Software uit eigen land had in het verleden 90% van de markt, maar dat is verminderd tot 30%. De overheid probeert nu een voorbeeld te geven.
Wie nu denkt dat dit een betoog wordt over Microsoft, of over de deugden van open-sourcesoftware, heeft het mis. Dit gaat over de Chinese markt.
Sinds onheuglijke tijden loeren Westerse bedrijven op de Chinese markt. En sinds onheuglijke tijden vallen de resultaten van hun inspanningen tegen. Oorzaken daarvan zijn onder andere de stroperige onderhandelingstactieken van de Chinezen, maar ook bijvoorbeeld het feit dat weinig mensen in China een stereo van Philips kunnen betalen. Zelfs Pepsi maakt daar nog steeds verlies.
China speelt dus nog niet de gehoopte rol van afzetmarkt, maar is wel een geducht productiegebied aan het worden. Dank zij dezelfde omstandigheid dat Chinezen zo lekker weinig verdienen, kan Philips daar goedkoop produceren. En niet alleen Philips. China is de grootste fabrikant van notebooks, vooral dank zij de productie die Taiwanese bedrijven daar uitbesteden.
Ook mobiele telefoons worden in grote aantallen in China geproduceerd, door Westerse én Chinese bedrijven, vaak in joint ventures. Lokaal gemaakte mobieltjes hebben een marktaandeel van 55 procent. Hoeps, glipt daar de lucratieve Chinese markt uit de Westerse handen nog voor hij goed en wel is ontstaan?
Dat zou heel goed kunnen. Chinezen kunnen nog weinig kopen, maar al wel produceren en leren. De joint ventures zorgen voor kennisoverdracht (daar zorgen die onderhandelingen wel voor), de schroevendraaierfabrieken voor een geleidelijke stijging van de inkomens. Tegen de tijd dat de Chinezen koopkrachtig genoeg zijn om Westerse producten af te nemen, zijn ze ook in staat dergelijke producten zelf te vervaardigen. Dan zal het eigen fabrikaat goedkoper zijn dan vergelijkbare artikelen uit het Westen. Eventuele stimuleringsmaatregelen, zoals in het geval van de computersoftware bij de overheid, doen de rest.
Dit proces is al gaande. Het Chinese bedrijf Dawning ontwikkelt een supercomputer die, als hij af is, in rekenvermogen de derde ter wereld zal zijn. Softwarebedrijf Huicong werkt aan een zoekmachine - een sleuteltechnologie.
Software zal in sommige gevallen specifiek voor de Chinese markt zijn, in verband met de verschillen in alfabet. Maar als Microsoft een Chinese versie van Word kan maken, kunnen de Chinezen Westerse versies maken van hun programmatuur. Handelsgeest genoeg daar. We moeten er niet van opkijken als wij straks een afzetmarkt blijken te zijn voor Chinese hi-techproducten in plaats van andersom. Immers, wie is hier de goedkoopste? Dat scenario heeft bij mijn weten niemand ooit geschetst.
Daarbij moeten de Chinezen in staat worden geacht hun thuismarkt deels af te schermen voor Westerse producten. De geschiedenis van het Japanse 'wonder' zou zich kunnen herhalen. Gezien de aanhoudende mooie verhalen over de Chinese markt lijkt het me de vraag of Europa hierop is voorbereid.
Deze column verschijnt in het blad Overheid Innovatief.