Trabantsoftware

Herbert Blankesteijn

'Open source' software, vaak gemaakt door ongehonoreerde liefhebbers en vaak gratis verkrijgbaar, heeft mijn warme sympathie. Doortrapte zakenlieden hebben mijn sympathie niet. Daarom vind ik het leuk dat tal van overheden een overstap overwegen van commerciële naar 'open' software. Het angstzweet van de snelle jongens heeft een heerlijke geur. Stappen in de richting van 'open' software worden genomen in Duitsland, Frankrijk, Zuid-Afrika, Oregon, Californië en ook in Nederland.

In Nederland heeft een Kamermeerderheid bepaald dat de overheid op zijn computers vanaf 2006 open standaarden gebruikt en waar mogelijk open source software. Tussen die twee is een belangrijk verschil. Een open standaard is bijvoorbeeld de taal html waarin webpagina's worden geschreven. Iedere programmeur mag html gebruiken. Gesloten standaarden zijn pdf en doc, van respectievelijk Adobe en Microsoft. Eem softwaremaker die zijn programma's deze bestandsvormen wil laten gebruiken, moet betalen.

Open source software is iets heel anders. De essentie van de meestgebruikte open source licentie (GPL, General Public License) is dat je de broncode, de werking dus, mag inzien en ook mag veranderen, zolang je alles wat daaruit voortkomt zelf weer als open source vrijgeeft.

Open standaarden moeten zonder reserve worden toegejuicht. Waarom zou je bijvoorbeeld een document als Word-bestand verspreiden als het ook in html kan? GroenLinks, dat met het plan voor open software kwam (titel: 'Software open u'), heeft inmiddels op zijn site het document hierover in doc-formaat vervangen door een html-file. Beter laat dan nooit.

Bij software ligt het subtieler. Hoewel ik liever met open software zou werken, blijf ik na vele ontsnappingspogingen Word en Excel in belangrijke opzichten handiger vinden dan OpenOffice, en Windows handiger dan Linux. Toch kan de overheid ervoor kiezen iets te gebruiken wat minder handig is, vanwege de kosten of om de onafhankelijkheid. Waar Zuid-Afrika misschien zonder strubbelingen kan kiezen voor open source, bijvoorbeeld Linux en OpenOffice, omdat ze nog niet zoveel in opleidingen en data hebben geïnvesteerd, krijgt Nederland dan te maken met omscholingsproblemen en moeilijker toegang tot oude gegevens.

Nog lastiger wordt het bij speciale programmatuur voor de overheid: software voor verkiezingen of voor speciale administraties als de belasting en de Sociale Dienst, die pluk je niet zomaar in opensourceversie van internet. Microsoft en PinkRoccade gaan geen broncode prijsgeven volgens het opensourcemodel. In het plan van GroenLinks moet de overheid dan om ideologische redenen als launching customer optreden voor nieuwe programmatuur waarvan de broncode wel wordt vrijgegeven. Maar dat is een wespennest: je laat dan software die zich heeft bewezen, van ervaren bedrijven, links liggen ten faveure van Trabantsoftware. Zonder noodzaak laat je mensen iets nieuws van de grond af opbouwen. Alleen goede en ervaren programmeurs kunnen dat, en die zitten bij de bedrijven waar de overheid nu klant is, bij PinkRoccade en Centric bijvoorbeeld.

Zulke programmeurs kun je alleen voor je laten werken als je ze goed betaalt. Ze blijven alleen als je ze héél goed betaalt, zeker als je eenmaal afhankelijk bent van hun kennis van wat ze hebben ontwikkeld.

Maar het is toch open source? Iedereen mag er toch aan sleutelen? Dan heb je toch keus uit honderden verbeteringen, zoals het geval is bij Linux, OpenOffice, Mozilla en noem maar op?

Maak jezelf niks wijs, dames en heren Kamerleden. Je plukt geen overheidsapplicaties van internet, en net zomin gaan al die liefhebbers met bestaande overheidssoftware aan de slag, zoals ze dat wel doen met publiekssoftware. Met open source-overheidsssoftware heb je niet het voordeel van die spontane evolutie, en het nadeel dat je specialisten teveel moet betalen - dat blijft gewoon.

Deze column is gebaseerd op een column die verschijnt in Intermediair