Alles wat ik doe doe ik expres
Herbert Blankesteijn
Hugo Brandt Corstius is een van de productiefste en meest geruchtmakende schrijvers van Nederland. Een duivelskunstenaar. Onder handenvol pseudoniemen, zoals Piet Grijs, Stoker, Battus, Jan Eter, Maaike Helder, Raoul Chapkis, Dolf Cohen, Victor Baarn en zelfs als H. Brandt Corstius gaat hij polemisch en taalkunstig tekeer in Vrij Nederland, De Volkskrant, NRC Handelsblad en in boeken, zoals Opperlands taal- & letterkunde (1981) en Opperlans! Taal- & letterkunde (2002). 'Elk pseudoniem vertegenwoordigt een deel van mijn persoonlijkheid,' zei hij in 2001 tegen Vrij Nederland toen dat blad hem voor de verandering maar eens interviewde.
Hij heeft tal van prijzen gekregen, zoals de Multatuliprijs (1982), de Busken-Huetprijs (1985) en tweemaal de P.C. Hooftprijs. Deze laatste onderscheiding leverde in 1984 geheel in HBC-stijl een rel op toen minister Brinkman hem weigerde uit te reiken aan de winnaar, vanwege diens op de man gerichte stijl. De prijs verdween, en toen hij in 1987 opnieuw werd ingesteld kreeg Brandt Corstius hem alsnog. In 1996 was hij zelf voorzitter van de jury.
Nu is Hugo Brandt Corstius gastschrijver in Delft. In vijf bijeenkomsten zal hij studenten vragen voorwerpen te ontwerpen in de vorm van een ander voorwerp, en deze vervolgens te beschrijven en namen te geven. Op 22 mei sluit hij zijn gastschrijverschap af met de Vermeerlezing, over 'Vormen en Woorden'.
---dit stel ik voor als kadertekst
Drie facetten van Brandt Corstius' werk
Als Piet Grijs bestreed hij in 1978 in een reeks columns in Vrij Nederland de benoeming tot hoogleraar in Leiden van criminoloog Buikhuisen, die wilde onderzoeken of crimineel gedrag samenhangt met een aangeboren verminderde angst voor straf. Buikhuisens wetenschappelijke carrière werd mede door Brandt Corstius' toedoen gebroken. Buikhuisen is nu antiekhandelaar. Genetische aspecten van gedrag hebben inmiddels weer de belangstelling van de wetenschap.
Als Battus puzzelde en speelde hij met taal, bijvoorbeeld met anagrammen (herschikking van letters, zoals 'mother in law' <-> 'woman hitler'), palindromen (teksten die achterstevoren hetzelfde zijn, bijvoorbeeld 'Nora bedroog oz o goor de baron') en trizinnen (zinnen waarin elke letter óf nul óf drie keer voorkomt, zoals 'Sir Winston Churchills brandwacht gaf de buffel botweg goud' en 'Uw schilderdwang bracht luchtgifstoffen in uw broodbeslag', die bovendien anagrammen van elkaar zijn). De genoemde voorbeelden zijn overigens niet van HBC zelf.
Als zichzelf is hij sinds de jaren '60 actief in de wetenschap. Aanvankelijk hield hij zich bezig met computertalen en programmeren, maar na verloop van tijd is zijn interesse verschoven naar het gebruik van de computer als instrument in de taalkunde. Hij bestudeert taal als een abstract, wiskundig verschijnsel, dus mét formele regels maar zonder betekenis.
---
Hoe word je gastschrijver?
Ik heb geen idee. In mijn geval werd ik opgebeld of ik het wou worden.
En dat wou u wel.
Ja, dat leek me wel leuk.
Wat zeiden ze dat het inhield?
Daar hebben we het niet zo over gehad, want ik doe het toch altijd zoals ik het wil. Ik ben wel schrijver maar ik wil hier niet als 'gast-schrijver' optreden. Het heeft met schrijven eigenlijk niets te maken, al zal dat misschien met andere gastschrijvers anders zijn.
Ik heb uit een interview in De Volkskrant begrepen dat u noch met techniek, noch met Delft veel op hebt.
Ik heb dat stuk niet gelezen; het kan best zijn dat ik dat heb gezegd. En dan trek ik het hierbij terug. (Lacht.) Ik heb met Delft heel veel op en ik hou erg van technische universiteiten, echt waar. Maar zelf kan ik geen twee luciferdoosjes aan mekaar plakken. Ik heb geen enkel technisch vermogen. Dat vind ik heel jammer, en het is mooi dat andere mensen dat wel hebben.
Wat vindt u zo leuk aan technische universiteiten?
Nou, daar komen nog eens uitvindingen uit… (In De Volkskrant: 'Toepassing is mooi meegenomen, maar dat is toch geen wetenschap?')
Zegt u dat nou omdat u nu voor een ander publiek spreekt dan in De Volkskrant?
Kijk, als je het dan toch precies wilt weten: in de alfavakken geldt 'ingenieur' als een scheldwoord, omdat ingenieurs die zich op dat gebied bewegen allemaal onzin beweren. Maar ja, dat zijn er drie of vier. En daar staan drie- of vierduizend verstandige mensen achter die dat niet doen.
De Grieken, aartsvaders der wetenschap, hadden toch ook een dédain voor handwerk?
Nou, de Grieken hadden wel degelijk technisch vermogen. Ze hebben fantastische dingen uitgevonden die niemand ooit heeft gezien maar die wel beschreven worden. Archimedes was eigenlijk ook ingenieur, vind ik. En de Grieken hadden géén universiteiten. Er wordt altijd wel gesproken over Socrates en Plato, maar dat waren geen universiteiten. Dus dat ze geen technische hogescholen hadden zal ik ze niet kwalijk nemen.
U doceert ook aan de Sorbonne. Vergelijk de TU Delft eens met de Sorbonne.
Nou, ik ken noch de Sorbonne, noch Delft goed. De oorspronkelijke Sorbonne is opgedeeld in ik weet niet hoeveel universiteiten en die hebben allemaal een nummer. Wij zijn Paris Quatre; we mogen ons Sorbonne noemen en dat doen we dan ook voortdurend want dat heeft toch een soort status. We zaten eerst in het Grand Palais, dus dat was ontzettende status, en nu zitten we in een school in Malesherbes.
Wat bedoelt u met 'we'?
De Germaanse faculteit.
Hahaha.
Ja, zo heet dat. De Germaanse faculteit, daar zit Duits in, Scandinavische talen en Nederlands. Wij zijn een van de grotere afdelingen.
Ja? Zijn het populaire vakken in Frankrijk?
Ja, toevallig zijn we de laatse jaren heel populair geworden. Niemand weet precies hoe dat komt. Je kunt er wel redenen voor aanvoeren maar eigenlijk kom je er niet achter. Die studenten doen gewoon wat ze zelf willen en dat lijkt me ook heel goed. Maar er studeren meer mensen Nederlands in Parijs dan Frans in Amsterdam.
Dat is leuk.
Voor ons is dat leuk, voor Amsterdam minder.
Hoe bent u daar verzeild geraakt?
Daar kun je hele verhalen over vertellen, maar laten we zeggen door toevalligheid.
U werd gebeld.
Nee, ik ging in Parijs wonen.
Ja, dan ben je al gauw hoogleraar aan de Sorbonne.
Neenee, ik zou gastschrijver worden in Parijs. Dáárvoor werd ik gebeld, alweer acht jaar geleden of zo. Ik zei dat ik wel wou, maar dat ik toen niet kon. Toen is het uitgesteld, enfin. Later ben ik een jaar gaan zitten in een huis dat de Nederlandse regering heeft in Meudon, van Van Doesburg. Een heel verschrikkelijk lelijk huis, maar dat moet je niet in het interview zetten hoor.
Dat maak ik wel uit.
Nou, dan ontken ik weer dat ik dat gezegd heb; ik heb hierbij gezegd dat ik het een heel móói huis vind, zoals dat hoort. Het wordt ook heel mooi weer opgeknapt. In ieder geval, daar zou ik een boek gaan schrijven, en toen ik daarvoor dan toch bij de universiteit kwam, vroegen ze of ik geen hoogleraar Nederlandse taalkunde wilde worden. En dat was natuurlijk ideaal voor mij.
U heeft in uw openingscollege de natuurkunde opgehemeld en de biologie een veeg uit de pan gegeven. Waarom?
Dat is een heel simpele observatie. Het is waar dat in de biologie op het ogenblik de spannendste dingen gebeuren. Ik volg het allemaal buitengewoon gebiologeerd. Maar het blijft een feit dat de biologie zoals die op het ogenblik wordt bedreven niets anders is dan kijken hoe de dingen zijn in je lichaam en noem maar op. Het zijn ontdekkingen, geen uitvindingen.
Maar men patenteert zich suf in de biotechnologie.
Ja, ze kunnen wel patenteren zeg. Die genen zijn er, dat ontken ik niet. Ik ontken van alles, maar dat niet. Ik ontken alleen dat we weten hoezo en wat.
Er wordt ook heel wat gemanipuleerd en gemodificeerd.
Dat stelt allemaal niets voor. Vergeleken met wat er in de natuurkunde is gebeurd in de zeventiende eeuw, zo'n verandering, ach, misschien zal dat nog wel een keer komen. Tot nu toe is het altijd imiteren, kijken, zoals al eeuwenlang medicijnen worden uitgevonden: gewoon alle planten proberen en kijken welke er helpt. Toch een beetje dom werk.
Bent u van de school die zegt: de biologie is gebouwd op de scheikunde is gebouwd op de natuurkunde is gebouwd op de wiskunde is gebouwd op de filosofie?
Nee, dat is niet zo. Dat zou heel aanlokkelijk zijn omdat ik wiskundige ben en filosofie heb gestudeerd, maar ik geloof dat niet. Mensen kunnen ook middenin beginnen. En waar zou dan de taalkunde staan, in die reeks? Die komt er niet in voor, terwijl het ook een echt vak is. En volgens mij een exact vak. En ook te vergelijken met de biologie. Er is een taal, en er is een aap, en dat vak gaat die aap en die taal onderzoeken.
U bent een sleutelaar, een doehetzelver met taal. Waarom gebeurt dat eigenlijk niet aan een technische universiteit?
Dat zou heel goed kunnen. Ik heb daar ook wel contacten over gehad met mensen bij technische universiteiten, die hebben daar wel belangstelling voor. Kijk, mijn voornaamste moeilijkheid in de taalkundige wereld is dat ik mij niet voor de betekenis wens te interesseren. En dat vinden de meeste taalkundigen heel erg.
Reden temeer om uit te wijken naar een technische universiteit.
Ja, hier hebben ze daar geloof ik geen moeite mee. Wat men de informatietheorie noemt, daar komt geen betekenis bij te pas. Alle dingen die echt werken in de computationele taalkunde, hebben met de betekenis weinig te maken. Wel iets, de betekenis komt altijd om de hoek kijken, maar het is echt onzin om te gaan zoeken naar iets als mechanische vertaling.
Ik heb gedaan wat je tegenwoordig geacht wordt te doen bij het voorbereiden van een interview: ik ben eens op internet gaan kijken…
Ja, dat had de rector hier ook gedaan! Een cv van mij van negen pagina's had hij gevonden! Ik dacht dat een cv door de persoon zelf opgesteld moest worden. Je kunt toch niet een cv van een ander gaan zitten maken? Ik heb zelf wel eens een cv geschreven neem ik aan, maar dat was dan toch heel kort.
Ik vond bijvoorbeeld een loei van een bibliografie, maar daar zat weinig wetenschappelijks bij. Misschien ligt het aan de maker van de bibliografie, hoe productief bent u wetenschappelijk?
Dat hangt er vanaf wat je onder wetenschap verstaat. Mijn dissertatie wordt over het algemeen gezien als wetenschap, omdat het nu eenmaal een dissertatie is. Maar het beschrijft niet meer dan een paar programma's die in die tijd interessant waren. Verder heb ik een boekje geschreven over algebraïsche taalkunde dat nog altijd het enige is op dat gebied. Ik heb een boek over computertaalkunde geschreven. Maar wat men in de taalkunde meestal verstaat onder taalkunde, namelijk heel saaie artikelen over heel kleine onderwerpen, daar heb ik niet zoveel aan gedaan.
Saaie artikelen misschien, maar ze verschijnen wel in…
Onvindbare…
…erkende wetenschappelijke tijdschriften.
Nou, dat bestaat in de taalkunde niet, dat is heel raar. Er bestaan geen peer-reviewed tijdschriften in de taalkunde. De redacties nemen iets van die functie over; het is wel beter om in het ene blad te staan dan in het andere. Maar het is niet die ijzeren strengheid van de exacte vakken, nee.
Dat is wel comfortabel.
Ja, maar ik zou liever willen dat zoiets er wel was.
Richt dan zelf een blad op.
(Lacht schamper.) Ik heb nog nooit iets opgericht, en dat wil ik ook zo houden. Daar ben ik totaal ongeschikt voor. Nee, er zijn wel bladen die meer meetellen dan andere, maar daar staan ook zwakke artikelen in. Dus er is geen blad waarvan je weet, als het daarin staat dan is het wel goed, dan is ernaar gekeken door experts. Je kunt echt de grootste onzin laten afdrukken. Heb ik ook gedaan. Bewust.
Net zo'n stunt als van die Sokal, die in 1996 een nonsensartikel gepubliceerd kreeg in een postmodern filosofisch blad?
Nou, zo erg was het niet. Maar wel zo dat collega's tegen me zeiden: meen je dat nou? Nee, dat meen ik niet. O, maar hoe kan je het dan opschrijven?
Omdat ik ermee wegkom.
Ja, het hele Opperlans is zo begonnen: om taalkundigen te pesten. Taalkundigen houden daar helemaal niet van. Die vinden dat een schandaal. Maar goed, nu zijn ze er wel overheen.
Wat voor schrijver bent u? Bent u een veelschrijver?
Ja, ik maak hoge productie. Maar niet in de zin van lange boeken schrijven. Ik heb nog nooit een roman geschreven en dat zal ik ook nooit doen.
Geen romanschrijver dus. Wilt u dat ook niet?
Dat zei ik niet. Ik wil best een romanschrijver zijn. Ik wil ook wel astronaut zijn. Ik heb wel eens ideeën voor een roman, en dan begin ik te schrijven en dan wordt het een kort verhaal en vind ik het wel mooi.
Bent u een mooischrijver?
Nee, absoluut niet. Ik ben natuurlijk wel een maniëristisch schrijver. Ik hou ervan om net precies dat woord te kiezen dat ik daar wil, om mijn reden. Maar niet omdat het mooi is. ik ben heel erg tegen mooi en überhapt tegen alle sentimenten.
Brievenschrijver?
Nee. Ja, je kunt wel eens iets wat ik schrijf als een brief opvatten. Maar alles wat ik schrijf wordt afgedrukt. Het gaat niet in een envelop.
E-mail?
Ook niet. Ik ben eraan begonnen, maar wat is dat een ramp zeg. Ik begrijp het wel, een hele hoop mensen die anders niet zouden schrijven kunnen het met e-mail wel. Het is makkelijker in zekere zin. Maar dat directe reageren, dat is niks voor mij.
Dat vermoedde ik al, want u bent minder aanwezig op het Web dan menige wetenschapper, en zelfs dan menige schrijver. U heeft niet eens een homepage.
Ik heb wel eens op het Web gekeken maar ik hou er niet van. Informatie waarvan je niet weet of het ergens op slaat, die de volgende dag weg kan zijn en waar je niet naar kan verwijzen, van onduidelijke bronnen, daar heb je niks aan. Ik ben niet zo'n informatiezoeker. Een paar boeken is meestal meer dan genoeg.
Vindt u zichzelf een tekstverwerker?
Intern ben ik een tekstverwerker ja. Want ik heb bepaalde boodschappen, en dan laat ik mijn hersens zo werken dat er iets raars uitkomt. Dat zou je een tekstverwerker kunnen noemen. Ik zou het niet graag programmeren, toch.
Kunt u schoonschrijven?
Nee, ik kan absoluut niet met de hand schrijven. Dat heb ik al lang geleden opgegeven. Ik dacht ik ga gewoon tikken. Het is wel eens lastig, in de trein bijvoorbeeld, maar ik heb geen zin om met zo'n portable te gaan reizen.
Bent u een smaadschrijver?
Ik ben een smaadschrijver in de zin dat mensen me zo noemen.
Doet u het expres?
Ja, als ik het doe doe ik het expres. Alles wat ik doe doe ik expres. Het is alweer een tijd geleden dat ik het laatste smaadproces aan mijn broek had, en ik ben trouwens ook nooit veroordeeld. Jammer.
Zullen we het nog over Buikhuisen hebben?
Lees eerst het boekje maar van Hans van Maanen (wetenschapsjournalist Het Parool HB), die die hele Buikhuisenaffaire nog eens heeft uitgezocht, ook hoe het verder is gelopen. Dan blijkt dat ik gelijk had.
Dat is niet de consensus op het moment.
Nee, absoluut niet, ik lees voortdurend, zelfs in Vrij Nederland, 'Buikhuisen wou in de hersenen van gedetineerden gaan kijken, en dat mocht toen niet.' Dat wou hij juist helemaal niet. En er stond nog net niet bij 'dat mocht niet van onze columnist'. De conclusie was: nu mag het wel, wat ook niet waar is want we mogen nog steeds niet in de hersenen van gedetineerden kijken. Er is ontzettend veel flauwekul in omloop over die Buikhuisenzaak. Hij was een psycholoog. Dan ga je niet in hersenen kijken.
Hij had allerlei voorstellen, dat was het verwarrende. Hij dacht ook dat de toename van de criminaliteit iets te maken had met lood in de benzine. Het grappige is dat ze het lood uit de benzine hebben gehaald en dat de criminaliteit verder is gestegen, maar ik zal niet zeggen dat dat iets met het lood te maken heeft. Hij deed maar wat. Ik heb hem overschat. Het was eigenlijk een domme man. Maar dat had ik ook niet meteen in de gaten. Ik heb hem nooit zelf gesproken.
Hij wilde toch onderzoeken of er iets bestaat als aanleg voor criminaliteit? Waarom zou dat niet kunnen?
Aanleg voor criminaliteit bij geboorte is best mogelijk ja.
Beweerde u toen niet het tegenovergestelde?Dat dat niet kon, of in elk geval niet onderzocht mocht worden?
Nou, ik vond toen, en dat vind ik nog steeds, dat dat niet onderzocht moet worden - alsof ik daar iets over te zeggen heb.
Maar u heeft dus wel die mening geventileerd.
Ja, het meeste onderzoek vind ik onzin maar dan ga ik daar toch niet tegen zijn. Dat heb ik nooit gezegd. Ik heb alleen gezegd dat er sociologisch en psychologisch onderzoek naar is gedaan en dat we wel weten waar criminaliteit vandaan komt. Het zijn altijd arme mensen die criminaliteit uitoefenen.
Niet alle arme mensen en niet alléén arme mensen.
Nee, er zijn uitzonderingen. Maar ik heb gesproken met die man in Nijmegen van het 'agressiegen' en die zei tegen mij: 'Ik vind het heel erg dat ze het zo noemen, want weliswaar treedt bij de familie die dat gen heeft veel agressie op, maar dat wil nog niet zeggen dat het gen de agressie ook veroorzaakt.' En nou is er weer iemand die een taalgen heeft ontdekt. Allemaal dingen die met de essentie niks te maken hebben. Maar goed, Buikhuisen wist ook niks van genen en zo. Ik heb hem overschat. Hij was een opschepper die het goed deed, van de ene opdracht in de andere rolde en hoogleraar werd in Leiden terwijl alle adviezen negatief waren. Dus hij heeft wel iets bereikt, maar weinig bereikt in Leiden toen hij daar eenmaal hoogleraar was.
Hofschrijver, is dat wat voor u?
Wat?
Hofschrijver.
Wat is dat?
Iemand die aan het hof zit en schrijft.
Ik heb nooit gehoord dat daar iemand schreef. Je bedoelt zoals je vroeger een hofnar had. Hofnar lijkt me wel een mooie functie.
Schrijver des vaderlands?
Nee, helaas voor mijn vriend Gerrit zie ik daar niks in.
Die is dichter des vaderlands. Er kan best een schrijver naast.
Nee. Schrijvers zijn in principe altijd zonder vaderland, dat is toch logisch.
Gastschrijver?
Je overschat het begrip gastschrijver. Ik ga als gastschrijver niet schrijven, zei ik al. Ik ga me net als bij eerdere gelegenheden juist bezighouden met dingen waar ik geen verstand van heb, in dit geval vormen. Waarom hebben dingen de vorm die ze hebben? Waarom zijn vormen altijd zo functioneel? Het is zelden verrassend. Over dat soort dingen ga ik het met de studenten hebben. Misschien steek ik er wat van op.