Onvrede kiezer is onterecht
Herbert Blankesteijn
Nu na Pim Fortuyn ook de LPF geschiedenis is, is de Nederlandse politiek nog doortrokken van het gevoel dat er dingen anders moeten. De kiezer mort en heeft bij de vorige verkiezingen duidelijk gemaakt zich onbegrepen te voelen. Er moet beter geluisterd worden naar wat er leeft, is de heersende opinie. Politici willen naar de mensen toe, journalisten gaan de wijken in. Aan goede voornemens geen gebrek.
Maar hoe hard mort de kiezer eigenlijk, en hoeveel reden heeft hij daartoe? Niet meer dan een zeventien procent van de kiezers heeft in mei op de LPF gestemd, een cijfer dat waarschijnlijk hoog is uitgevallen door stemmen uit 'piëteit'. Zelfs als we aannemen dat alle LPF-stemmers structureel ontevreden zijn en dat hetzelfde geldt voor alle thuisblijvers van 15 mei 2002 - een worst case dat zeker niet de werkelijkheid weergeeft - dan nog leert een eenvoudige rekensom (79% opkomst maal 83% niet-LPF-stemmers) dat tweederde van alle stemgerechtigden in 2002 op de gevestigde partijen heeft gestemd. Deze mensen moeten op z'n minst enig vertrouwen hebben gehad in de parlementaire democratie.
Is de indruk van de ontevredenen juist, dat er niet naar ze wordt geluisterd? Natuurlijk. Naar een individuele kiezer wordt niet geluisterd en kan niet geluisterd worden. We zijn met z'n zestienmiljoenen en we hebben afgesproken dat meeste stemmen gelden. Als er dan een HSL door je achtertuin wordt aangelegd is dat vreselijk vervelend, maar dat betekent nog niet dat de democratie niet functioneert. De onvrede wijst erop dat een grote minderheid van de Nederlanders, meer dan in een democratie gezond is, zijn eigen zin wil krijgen en doen.
De boodschap van politici en andere gezagsdragers zou dus moeten zijn: stop met mekkeren en schuif een beetje op, want het is nou eenmaal druk hier. In plaats daarvan beloven ze meer te luisteren, wat zal worden opgevat als: we zullen meer uw zin doen. Maar dat kán niet, zolang iedereen vooral wil dat zijn buurman de auto wegdoet. En het kan om nog een reden niet. Politici kunnen naar kiezers luisteren wat ze willen, naar allemáál luisteren is niet mogelijk. Daarvoor zijn het er teveel. Het zou wat moois zijn als politici hun oren lieten hangen naar het handjevol kiezers dat ze toevallig in het wild ontmoeten. Om dat te voorkomen hebben we nou juist verkiezingen. Politici zijn er om belangen van grote groepen in het oog te houden en om conclusies te trekken uit statistieken. In plaats van illusies te wekken, zouden ze de kiezers dát moeten uitleggen.
Heeft de kiezer gelijk dat hij vrijwel geen invloed heeft? Helemaal niet. Een kiezer heeft een invloed die evenredig is met de moeite die hij bereid is te doen. Hij kan ingezonden brieven schrijven, inspraakavonden bezoeken, lid worden van een partij, zich verkiesbaar stellen, noem maar op. Dat betekent: je verdiepen in problemen en achtergronden, rekening houden met de opvattingen van anderen, en erachter komen dat het allemaal zo simpel niet is als het lijkt. Zo kan je invloed een veelvoud worden van die van je buurman, al kom je niet van zijn auto af. Altijd en overal is de invloed van het individu gering. Zelfs in de Tweede Kamer maakt het zelden uit of een individueel lid komt opdagen of niet.
De onvrede die heerst, komt eruit voort dat tussen de nul en 34 procent van de Nederlanders (thuisblijvers plus LPF-stemmers) wel graag substantiële invloed wil hebben, maar niet bereid is daar iets voor te doen. De dalende ledentallen van de politieke partijen getuigen daarvan. Men kijkt liever naar de televisie, waar Storms en Fréquin alles kunnen ritselen, zij het voor geselecteerde personen en met de camera als breekijzer. Dit soort mensen was ook in de fractie van de LPF rijk vertegenwoordigd: wel willen meepraten maar niet geïnteresseerd zijn in de regels die daarvoor gelden. Er valt wat voor te zeggen deze categorie in zijn sop te laten gaarkoken.
Treft de gevestigde politici helemaal geen blaam? Toch wel. Jan Blokker heeft in de Volkskrant al vroeg Pim Fortuyn ontmaskerd als freelance politicus, te huur voor elke partij die bereid was hem als lijsttrekker te accepteren. Wat Blokker niet signaleerde, was dat nagenoeg iedere politicus zich zo opstelt, zij het op kleinere schaal. Het toneelstuk dat in Den Haag wordt opgevoerd is, dat politici uit de grond van hun hart hun opvattingen verdedigen en hun idealen trachten te realiseren. De praktijk, en dat ziet de kiezer heel goed, is anders. Bij de meeste stemmingen zijn Kamerleden gewoon stemvee, onder het commando van woordvoerder of fractieleider. Besluit een partij te willen regeren, zoals GroenLinks een jaar geleden, dan gebeuren de vreemdste dingen met de meningen van de prominenten in die partij. Veranderen de sentimenten in de maatschappij, bijvoorbeeld over buitenlanders, dan veranderen politici en partijprogramma's lenig mee. Er wordt dus soms wel geluisterd naar de geluiden uit de samenleving, maar ironisch genoeg nekt dat de geloofwaardigheid van degene die luistert. Best mogelijk dat het huidige succes van de SP meer te maken heeft met de authenticiteit de deze partij uitstraalt dan met het partijprogramma.
Het zou politici sieren als ze hun eigen mening verkondigden, om vervolgens netjes af te wachten of die mening voldoende stemmen trekt. Als ze zich opstellen als advocaten, te huur om een vrij breed spectrum van meningen en belangen te verdedigen afhankelijk van de koers die de peilingen gaan, wordt dat door kortaangebonden kiezers gezien als baantjesjagen of zakkenvullen. En niet ten onrechte.