Hoe minder privacy, hoe veiliger

Herbert Blankesteijn

 

De privacy op Internet is een bron van zorg. Voor wie? Voor alle betrokkenen: voor gebruikers omdat zij rust willen, voor leveranciers van diensten omdat aan paranoïde consumenten minder te verdienen valt. (Geen fijne reden om voor privacy te zijn, maar het resultaat telt.) Een elektronisch betaalmiddel zou bijvoorbeeld moeten werken zonder dat de koper zijn identiteit onthult.

 

Zijn die zorgen terecht? Ik vind dat je op Internet niet méér privacy nodig hebt dan op straat. Ook al blijf je fysiek binnen vier muren wanneer je het net opgaat, je betreedt een omgeving die ook voor anderen toegankelijk is, en waar activiteiten worden ontplooid die je in een stad vindt: handel, verkeer, sociale activiteiten. Op straat heb je het duidelijkste identiteitsbewijs, je gezicht, altijd zichtbaar bij je. Je kunt gezien en herkend worden ('Met wie zag ik jou gisteravond in de kroeg?'). Het is een misverstand dat je van Internet meer beslotenheid kunt verlangen dan van de open lucht.

 

In de buitenwereld blijken mensen weinig om privacy te geven. Ze lopen niet met een bromfietshelm of een nylonkous over hun hoofd. Ze hebben een kenteken op hun auto. Ze plassen wild. Ze betalen met een giromaatpas, een creditcard of een cheque. Ze hebben een Air Miles- en een Bonuskaart en andere klantenkaarten. Ze winden zich niet op over ongevraagd reclamedrukwerk. In winkels waar ze vaak komen vinden ze het prettig te worden herkend door het personeel, zeker als dat een vlottere bediening oplevert ('Hetzelfde?').

 

Ook kan de weerzin tegen een vermeende inbreuk op de 'persoonlijke levenssfeer' snel verdwijnen zodra de positieve kanten daarvan aan het licht komen. Wat is er niet gezeurd over camera's op openbare plaatsen. Big Brother! Na Rodney King en James Bulger begrijpt de hele wereld dat camera's prima voorzieningen zijn. Nu wordt iedereen die een camera ziet ter plaatse bevangen door een weldadig gevoel van veiligheid. De flauwe dooddoener dat wie niets in zijn schild voert ook niets te vrezen heeft van afluister- en bespiedpraktijken, blijkt een eenvoudige praktische waarheid.

 

Op Internet maken we nu eenzelfde ontwikkeling mee. Het is een wat ongemakkelijk gevoel dat veel van je digitale handelingen zijn na te gaan. Maar is het niet schitterend dat juist daardoor de makers van de virussen Melissa, Tsjernobyl en Anna Kournikova gepakt konden worden? Hoe minder privacy, hoe veiliger voor rechtschapen burgers.

 

Enige tijd geleden is er ophef geweest over een uitzendkracht bij KPN die ontslagen werd nadat ze in een e-mail had geklaagd over het saaie werk. Wie moet voorkomen dat zoiets gebeurt? Je kunt wetten eisen en schermen met ondernemersethiek tot je een ons weegt, toch is er maar één manier: personen die hun eigen privacy belangrijk vinden, moeten daar zelf iets aan doen. Niet 's avonds met de lichten aan voor open gordijnen gaan zitten, bijvoorbeeld.

 

Deze uitzendkracht was gewoon stom: je moet nooit in mail iets schrijven dat geheim moet blijven. Mail is niet veilig. (Wie wil zo'n rund als werknemer?) Wil je dat toch doen, dan moet je zelf je mail coderen, bijvoorbeeld met het bekende codeerprogramma PGP. Wil je je over het World Wide Web bewegen zonder gezien te worden, dan moet je zelf zorgen voor een nylonkous, in de vorm van een dienst als Anonymizer. Maar waarom zou je? Een beetje schuttingtaal, gokken, of consumptie van porno is niets om je voor te schamen. En hoe minder moeilijk je erover doet, hoe minder chantabel je bent.

 

Privacy is bovendien asociaal: uw persoonlijke gegevens hebben waarde voor bedrijven. In ruil daarvoor is de informatie op veel sites nog altijd gratis. Als u zich op Internet vermomt, bederft u het spelletje om te beginnen voor uzelf. U krijgt niets meer voor niets. Als veel mensen hetzelfde doen, zullen veel nuttige gratis diensten helemaal verdwijnen en is de pret voor iedereen voorbij.