Zelf een vechtrobot bouwen

Herbert Blankesteijn

 

Televisieprogramma's als Robot Wars en Battlebots, waarin door liefhebbers gebouwde robots tegen elkaar vechten, zijn moeilijk in een categorie te plaatsen. Zijn het sportprogramma's? Wetenschap en techniek? Entertainment? Van alles wat natuurlijk, en daarom zijn ze zo leuk.

 

Het zijn wedstrijden; dat garandeert spanning. Je kunt te laat inschakelen en toch onmiddellijk alles begrijpen en volgen. Je valt van de ene verbazing in de andere, en er valt een hoop te lachen. Het is prachtig in beeld gebracht. En wie er oog voor heeft kan genieten van de schitterendste uitvindingen. Je ziet hoeveel plezier mensen kunnen hebben in het bedenken, maken en beheersen van een ingewikkelde machine. Heel gewone mensen blijken het te kunnen.

 

[Je zou alleen wensen dat de interviews tussendoor minder stompzinnig waren, en dat de programmamakers meer echte belangstelling hadden. Hoe heb je dat wapen gemaakt? Hoe krijg je zoveel power uit zo'n kleine machine? Dat soort dingen bepalen wie er wint. Of desnoods alleen: Wat was jullie beslissende voordeel? Waar zijn jullie het meest trots op? De Engelstalige versie doet dit tot op zekere hoogte, maar de Nederlandse mist daarvoor het niveau.]

 

Robotwedstrijden op televisie zijn de ideale manier om in deze tijd jeugd voor techniek te interesseren. De programma's zijn niet belerend, aantrekkelijk genoeg om jongelui bij Lara Croft vandaan te krijgen, en hebben de potentie om belangstelling voor techniek op te wekken waar die sluimert.

 

Televisiemakers zeggen wel eens: onze programma's moeten kijkers stimuleren een boek te pakken. Build your own combat robot is zo'n boek - het natuurlijke vervolg op een halfuurtje robotvechtsport. Het bevat geen compleet bouwvoorschrift - eigenlijk is dat de voornaamste tekortkoming; je zou op z'n minst één uitgewerkt voorbeeld willen zien, desnoods in een bijlage op cd-rom of zoiets. Maar wat er wel in staat is uitermate nuttig en, geheel in de geest van deze tak van sport, amusant.

 

Verrassend is meteen al de inleiding. Die is geschreven door Cassidy Wright, vrouw, en nog geen twintig jaar oud. In een subcultuur die gedomineerd wordt door mannen is zij de uitzondering die de regel bevestigt, maar het is een groot goed dat die uitzondering er is, en dat daar in dit boek prominent melding van wordt gemaakt. Cassidy heeft haar eerste robot gebouwd toen ze acht was - daar gaat alweer een vooroordeel.

 

Het boek begint met het advies, van tevoren te bepalen aan wat voor soort wedstrijden je wilt meedoen. Zeker in de VS zijn er volop toernooien, elk met hun eigen voorschriften. Om die voorschriften gaat het. Je moet precies weten wat er wel en niet mag in de competitie van je keuze. Als je robot te zwaar is, of te groot, of een verboden wapen draagt, is al je optimaliseren voor niets geweest en kun je opnieuw beginnen.

 

Naast reglementen is een beperkende factor uiteraard: geld. Het bouwen van vechtrobots is een extreem dure hobby. De goedkoopste voorbeelden in dit boek overschrijden ruimschoots de 1000 dollar, naast honderden uren zwoegen. Wie meer wil, of minder handig is in het vinden van goedkope oplossingen, is zo het tienvoudige kwijt. En elk toernooi levert schade op, mogelijk zelfs de complete vernietiging van de robot. Het ontwerp is dan het enige wat rest.

 

Robots bouwen is werk voor duizendpoten of voor goed uitgebalanceerde teams. Aandrijving, energievoorziening, radiografische besturing, controle door microprocessors, eigenlijk is het allemaal specialistenwerk, om maar te zwijgen van het ontwerpen en lassen van een frame. Build your own combat robot maakt goed duidelijk dat je al in de ontwerpfase compromissen moet sluiten. Het is helemaal niet moeilijk je robot sneller te maken dan alle andere, maar dat zal ten koste gaan van de wendbaarheid en de levensduur van de accu's. Je kunt er best meer accu's in stoppen, maar dat zal de acceleratie niet ten goede komen, en ook kun je minder gewicht aan bepantsering besteden. Enzovoort.

 

De auteurs maken duidelijk wat voor keuzes er zijn, en wat de voor- en nadelen zijn. Dat doen ze gewetensvol, met als gevolg dat er meer dan honderd bladzijden gaan over achtereenvolgens de wielen, de motor, de krachtbron (zoals soorten accu's) en de controle van het geheel.

 

Het hoofdstuk over bewapening is het smakelijkst. De meeste vechtrobots hebben één wapen; dit moet je goed kiezen in overeenstemming met je budget, talent, de tegenstanders die je verwacht en de regels. Werpnetten en plakband zijn meestal niet toegestaan. Net als de robots evolueren de regels. Enige tijd geleden was een robotbouwer zo slim om zijn machine het inerte gas Halon te laten verspreiden. Zijn tegenstander had een verbrandingsmotor en deze kwam prompt tot stilstand. Gaswapens zijn nu ook verboden.

 

Geen enkel wapen is superieur. Build your own combat robot onderscheidt veertien typen, zoals slagwapens, stootwapens, kiepinstallaties, lanceerarmen, cirkelzagen en de gevreesde 'spinners', snel ronddraaiende ringen met uitsteeksels, die de tegenstander meters weg kunnen slaan. Al deze typen worden behandeld. Minder spectaculair maar zeker zo interessant zijn de defensieve wenken: laat je wielen niet uitsteken, zorg dat je robot op zijn kop kan rijden, en dergelijke.

 

De bladzijden met formules en voorbeelden van werktekeningen zijn gelardeerd met 'First Person'-verhalen en kadertjes. Dit zijn anekdotes uit de praktijk, vaak met een of andere moraal zoals: test zoveel mogelijk alvorens op een toernooi te verschijnen. Of: neem na een gevecht nooit aan dat een onderdeel onbeschadigd is.

 

Je hoeft niet van plan te zijn zelf aan robotvechtsport te gaan doen om dit boek met plezier te lezen. Je moet wel affiniteit hebben met de veldslagen op de tv, of op zijn minst met sleutelen. Wie het erop wil wagen, vindt achterin lange lijsten telefoonnummers en internetadressen van organisaties en leveranciers, en kan dus direct aan de slag.

 

Het boek besluit met twee beschrijvingen van de levensloop van een robot, van het eerste idee tot het eerste gevecht. Hoewel een daarvan eindigt in een rookwolk, besluit de auteur welgemoed met: 'Waar wacht je op? Ga je eigen robot bouwen!'

 

Build your own combat robot, door Peter Miles en Tom Carroll. Osborne 2002, 381 blz., $24,99. ISBN 0-07-219464-2