Jonge computervandalen

Herbert Blankesteijn

 

Vandalisme, hoe belangrijk ook als maatschappelijk probleem, is normaal gesproken een lokaal verschijnsel, en beperkt in zijn financiële gevolgen. Maar op internet kan vernielzucht miljarden kosten, of levens - al zijn de gevolgen moeilijk precies te kwantificeren.

 

The Hacker Diaries begint met een dagboekfragment van een jonge hacker die in de cel zijn proces afwacht. Hij is verzadigd van minachting voor de autoriteiten en allesbehalve berouwvol. Volgt een serie verhalen over jongelui die niet kozen voor propjes schieten en fikkies stoken of zelfs maar ruiten ingooien, omdat ze toevallig beschikten over moderne apparatuur en vaardigheden. Hun practical jokes bestonden uit het rondneuzen in computers van grote bedrijven en overheidsinstellingen, en het buiten gevecht stellen van hun websites. Auteur Dan Verton, journalist bij het blad Computerworld, hanteert met verve de verplichte Amerikaanse stijl waarbij de wereld in romanstijl vanuit de hoofdpersoon wordt beschreven. Aanvankelijk lijkt het daardoor of de schrijver overloopt van begrip voor de vage 'hackersethiek' waarmee computerinbraken worden goedgepraat.

 

Als er al iets bestaat als hackersethiek, dan niet voor de eerste vijf gevallen in dit boek. Uit de geschiedenissen blijkt dat bij deze types geen sprake is van hogere doelen als vrijheid van meningsuiting, interactieve democratie of zelfs maar een betere beveiliging van computersystemen. Ze hacken om het gevoel van macht dat dat geeft, om indruk te maken op de buitenwereld en op elkaar. Als het zo uitkomt hacken ze uit frustratie of om te pesten. Hun acties voeren ze uit vanuit de eenzaamheid van hun tienerkamers, maar de bewondering ervoor komen ze halen in chatrooms en nieuwsgroepen, waar ze geestverwanten ontmoeten. Waren ze werkelijk sociaal geïsoleerd, dan zouden ze geen computerinbraken plegen, net zomin als een randgroepjongere in zijn eentje een telefooncel gaat mollen.

 

Wat dat betreft onderscheiden ze zich niet van straatbendes. Opvallend veel van de bad guys in Vertons selectie komen uit gebroken of anderszins niet functionerende gezinnen. Verton benoemt deze zaken niet, maar ze worden wel duidelijk.

 

Maar de drie laatste gevallen zijn allemaal braaf, te beginnen met de 15-jarige Anna Moore, die gewoon met haar moeder naar hackersconferenties gaat. In de epiloog is de gevangen hacker inmiddels veroordeeld en tot inkeer gekomen.

 

Wat eerst een interessante blik leek door het sleutelgat van de tienerhackerkamer, laadt nu door deze doorzichtige opbouw de verdenking op zich een moralistisch propagandawerk te zijn. Daarmee is de pret die het boek biedt voor een belangrijk deel bedorven.

 

The Hacker Diaries, Confessions of Teenage Hackers. Dan Verton, Osborne, 220 blz., $ 24,99. ISBN 0-07-222364-2.