Internet ongeschikt voor besluitvorming
Herbert Blankesteijn
Reinder Rustema beveelt internet aan als instrument voor de politiek, om
te komen tot inventarisatie van meningen en tot een nieuwe vorm van
volksvertegenwoordiging. Het is of we acht jaar worden teruggeworpen, toen de
pioniers internet zagen als heilbrenger voor democratie, gelijkheid,
mensenrechten, creativiteit en alles wat mooi is.
Rustema signaleert dat de eerste tekenen van wat nu Fortuynisme wordt
genoemd, jaren geleden in een bepaalde nieuwsgroep al zichtbaar waren. Hadden
politici maar beter opgelet… De moeilijkheid is, dat er honderden nieuwsgroepen
zijn in het Nederlandse taalgebied, en dat in elk daarvan per dag tientallen
pagina's tekst door gebruikers worden toegevoegd. Een vergelijkbaar aantal
discussiefora op het web kun je daar bijtellen. Kan Rustema uitleggen welke
daarvan een politicus moet volgen, en waarom dat beter is dan het afleggen van
werkbezoeken in het land, en het verschijnen op symposia en
verkiezingsbijeenkomsten?
Opinies peilen op internet? Het ene internet-onderzoek na het andere
toont zijn eigen zwakheid aan door onwaarschijnlijke uitkomsten. Het publiek
selecteert zichzelf, maar hoe is onduidelijk. Uitslagen worden vertekend,
bijvoorbeeld doordat belangengroepen georganiseerd deelnemen aan een enquête op
het web of doordat dezelfde mensen meermalen meedoen. Meningen peilen is al
moeilijk genoeg als je wél weet wiens mening je peilt.
Internet brengt de illusie van bereikbaarheid, maar wie enige ervaring
heeft met het medium, weet dat die bereikbaarheid snel in zijn tegendeel kan
veranderen. Sommige politici zullen dat inmiddels hebben gemerkt, want er zijn
er genoeg, ook in Nederland, die het medium gebruiken. Er zijn Amerikaanse
senatoren die tienduizenden mails per maand krijgen. Zo'n hoeveelheid kun je
alleen nog maar weggooien. Weinig bekende Nederlanders, Kamerleden incluis,
durven nog een eigen mailadres te publiceren. Geef ze eens ongelijk.
Internet geeft de illusie van naar elkaar luisteren. Maar wie wel eens
een nieuwsgroep of forum bekijkt, weet dat het daar belangrijker wordt gevonden
je eigen mening te geven, dan van die van een ander kennis te nemen. Elkaar
afzeiken is een sport. In chatboxen is leeghoofdig gekakel de norm. Dat is niet
erg - niemand hoeft een gesprek op niveau te voeren - maar het is opvallend dat
de initiatieven uit het verleden waarbij politici hebben getracht te chatten
met het publiek, uit de mode zijn geraakt. Geen wonder. Als iedereen aan een
debat mag meedoen, komen er ook mensen die geen feiten van meningen en geen
argumenten van drogredenen kunnen onderscheiden. Om maar te zwijgen over de
gelegenheden waarbij internet de kans biedt om goedkoop de publiciteit te halen
door een openbare discussie te verzieken, zoals bij de chat met
Willem-Alexander en Máxima, en overigens bij alle chats in live radio-
of televisieprogramma's die ik heb meegemaakt.
Een discussie zonder drempel verzandt onvermijdelijk in gebazel en
geschreeuw. Over Fortuynisme gesproken, de LPF heeft een aantal types die het
vak van debatteren en overleggen niet verstaan, een vrijkaart voor de Tweede
Kamer gegeven. Daar konden ze maandenlang de landelijke politiek saboteren. God
verhoede dat dit door internet de gangbare praktijk wordt.
Gelukkig is dat onnodig. Half Nederland verkeert in de veronderstelling
dat er iets schort aan de politiek, en dat er niet naar 'de kiezer' wordt
geluisterd. Dat is niet het geval. Er wordt geluisterd naar iedereen die bereid
is daar iets voor te doen.
Als je met z'n zoveelmiljoenen bent is het niet vreemd dat een individu
weinig in te brengen heeft. Eén stemgerechtigde bepaalt de besluitvorming voor
een zoveelmiljoenste deel. Mensen die door toenemende welvaart,
gedoogpraktijken en wat dies meer zij, gewend zijn hun eigen zin te doen,
krijgen dan makkelijk het gevoel dat niemand naar ze luistert.
Het mooie van de parlementaire democratie is, dat iedereen die dat wil
méér invloed kan hebben. Keerzijde is, dat dat wat moeite en tijd kost. Je moet
naar bijeenkomsten, lid worden van een organisatie, je moet écht praten met
medemensen, huiswerk doen, redelijke argumenten gebruiken en serieus luisteren.
Als je genoeg talent en doorzettingsvermogen hebt kun je het brengen tot
volksvertegenwoordiger op een niveau dat bij je past. Hoe meer je investeert,
hoe meer invloed je kunt krijgen. Gezien de afnemende ledenaantallen van de
politieke partijen is dat teveel gevraagd. Dat is prima, maar zeur dan niet.
In de visie van Rustema kan een nieuw type politicus via internet zeven
dagen per week in contact staan met zijn achterban. Onzin. Als je bent
ingehuurd om op landelijk niveau aan besluitvorming te doen, dan kan je niet de
hele tijd naar al je kiezers luisteren. Je kunt wel een selectie uit de
ingestuurde brieven en mails bekijken, maar er zijn grenzen, en de politicus
kan niet anders dan die zelf bepalen. De kiezer heeft daar maar begrip voor op
te brengen.
En ook internet moet zijn plaats kennen. De maatschappij is echt niet
wezenlijk veranderd doordat we op nieuwe manieren kunnen communiceren. Internet
is een geschikt medium om stoom af te blazen, maar het leent zich niet voor
besluitvorming. Daarvoor is het te toegankelijk.