De revolutie van de microponskaart
Herbert Blankesteijn
Tot laat in de jaren '70 waren ponskaarten het voornaamste
geheugenmedium voor computers. Beet heeft zelf nog computerprogramma's op
ponsmachines ingetoetst: één regel per kaart ter grootte van een
girobetaalkaart. Een bestand van enkele kilobytes besloeg schoenendozen vol
karton.
De ponskaart is nu alleen nog in musea te vinden. Andere manieren om
data op te slaan zijn miljoenen keren efficiënter. Het principe zou binnenkort
een come-back kunnen maken en nieuwe normen stellen aan de dichtheid
waarmee gegevens worden opgeslagen. Het researchlaboratorium van IBM in Zürich
heeft informatie vrijgegeven over een werkend protoype van een micro- of liever
nano-ponsmachine.
Het nieuwe geheugenmedium van IBM, genaamd 'Millipede', is een van de
mooiste toepassingen van nanotechnologie tot dusver. (Het voorvoegsel 'nano'
wordt ook gebruikt in 'nanometer', 'nanogram' en dergelijke. Een micrometer is
een duizendste millimeter, een nanometer een duizendste micrometer. 'Nano'
duidt een schaal aan die net iets groter is dan die van atomen. De diameter van
een atoom is ongeveer eentiende nanometer.) De gegevens worden geschreven op
een film van kunststof op een laag silicium. Het silicium fungeert als drager,
de kunststof is het eigenlijke medium.
De lees/schrijfkop bestaat uit een regiment van (in het geval van het
prototype) 32 bij 32 kegeltjes met een lengte van 70 micrometer, die met hun
top contact maken met de film. Elk kegeltje kan van binnenuit worden verwarmd
tot een temperatuur van 400 graden. Bij die temperatuur ontstaat een kratertje
in het plastic van 10 nanometer doorsnee. De kop kan zó nauwkeurig worden
verplaatst, dat de onderlinge afstand van de putjes niet groter is dan hun
eigen afmeting.
Lezen gebeurt door de kegeltjes te verwarmen tot 300 graden. Dit heeft
geen invloed op het kunststof materiaal van de film, maar waar géén putje is
gemaakt, zal de punt van een kegeltje sneller afkoelen. Dit kan worden
gedetecteerd en zo worden de gegevens teruggevonden.
Zelfs in de mogelijkheid van wissen is voorzien. De kegeltjes smelten
dan wat materiaal op verschillende plaatsen langs de rand van een gaatje, zodat
dat weer volloopt. Volgens IBM kan op een plek 100.000 keer worden geschreven
en gewist.
De lees/schrijfkop meet drie bij drie mm - niet bepaald nanoschaal. Maar
de getallen worden snel indrukwekken als je even hoofdrekent. De kegeltjes, 32
bij 32 op drie mm in het vierkant, staan 0,1 mm van elkaar. Elk kegeltje
bedient dus een gebied van 0,1 mm (100.000 nanometer) in het vierkant. Hoeveel
gaatjes van 10 nm passen daarin? De onderlinge afstand van de gaatjes in
ongeveer gelijk aan hun diameter, dus komen we op een getal van 5000x5000=25
miljoen bits, dus 25 Mb! En een hele kop van 32 bij 32 elementjes beheert
duizendmaal zoveel (32x32) dus 25 Gb. Omdat de capaciteit van harde schijven
wordt uitgedrukt in bytes en een byte gelijk is aan 8 bits, komen we op een
opslagruimte van ruim 3 GB op drie mm in het vierkant - weinig groter dan het
gaatje in een antieke ponskaart, zoals IBM fijntjes vermeldt. Dat is ongeveer
vijfmaal dichtheid van informatie op een moderne harddisk. De volgende versie
van de ponskaart moet nog eens achtmaal zoveel bergen.
Hoewel mechanische techieken niet bepaald een snel imago hebben, wijzen
metingen er volgens IBM op dat een datadoorvoer mogelijk is van ongeveer een
megabit per kegel. IBM-technici zijn bezig met een kop van ruim 4000
kegeltjes, dus reken maar uit. 4 GB per seconde is naar huidige pc-maatstaven
onwaarschijnlijk snel. En dan hebben we het nog niet eens over de mogelijkheid meer
koppen in een apparaat onder te brengen.
Een verplichte zin moet deze bijdrage besluiten: geheugens op basis van
deze uitvinding liggen voorlopig niet in de winkel. Reken op een jaar of vier.
Meer informatie en animaties op http://www.research.ibm.com/resources/news/20020611_millipede.shtml