Dun
zilver voor Groenewold
Herbert
Blankesteijn
Bij
sport moeten alle deelnemers gelijke omstandigheden treffen. Dank zij de
schaatshallen kan een sneeuwbui of een opklaring een kampioenschap niet meer
bederven. Het geluid van het startpistool gaat via een omroepinstallatie, zodat
niet de ene schaatser de knal net iets eerder hoort dan de andere. Hoe hoger de
snelheden worden, hoe meer op de 500 meter de laatste binnenbocht een probleem
is. Sinds Nagano wordt daarom de afstand tweemaal gereden.
Op
de 3000 en de 5000 meter bestaat een ongelijkheid waar je nooit iemand over
hoort. Beide afstanden zijn niet deelbaar door 400 meter en beginnen dus met
een half rondje. De schaatser die in dat halve rondje de binnenbocht rijdt,
start 15 meter 70 achter de tegenstander, in verband met het verschil in lengte
van de bocht.
Desondanks
komt het op de genoemde afstanden onevenredig vaak voor dat de rijder die de
eerste binnenbocht heeft, als eerste de tijdwaarneming na 200 meter passeert.
Op de 5 km voor heren en de 3 km voor dames in Salt Lake City was 21 van de 31
keer de rijder in de binnenbocht na 200 meter sneller (van één rit was de
opening niet op de televisie). Het gemiddelde voordeel voor de binnenbocht
bedroeg bijna 18 honderdste seconde - een voorsprong van ongeveer
tweeëneenhalve meter. Bij de dames apart was het effect iets sterker: ruim 21
honderdste.
Dat is een pikant gegeven. Renate Groenewold (eerste binnenbocht) was afgelopen zondag over 3000 meter maar driehonderdste sneller dan de Canadese Klassen (buitenbocht) en heeft dus mogelijk haar zilveren medaille te danken aan het voordeel dat ze op de eerste 200 meter heeft genoten.
Ex-bondscoach
Leen Pfrommer bevestigt het effect zonder aarzelen: 'Dat is bekend. Schaatsers
denken: pech gehad.'
De
verklaring is simpel. Een bocht schaatsen met een lage snelheid is moeilijk.
Moet dat toch, dan is een scherpe bocht makkelijker dan een flauwe. De rijder
die op de 3000 of 5000 meter in de binnenbocht start (en dus achter zijn
tegenstander), heeft een kort recht stuk om snelheid te maken, waarna een
prettig scherpe curve volgt. De rijder in de buitenbocht zie je onbeholpen het
pootje-over afwisselen met normale slagen, omdat hij anders de bocht niet
doorkomt.
Toch
is er volgens Pfrommer compensatie voor een rijder die op de 3 km in de
buitenbocht start. 'Omdat de 3 km vervolgens zeven hele rondjes telt, heeft
deze schaatser de laatste binnenbocht. Vanaf de laatste kruising kijk je dan je
tegenstander in de rug, wat een psychologisch voordeel is.' Het gaat dus net
iets te ver te stellen dat Groenewold aan het starteffect haar medaille te
danken heeft. Vermoedelijk was haar geluk vooral dat ze startte in de rit ná
Klassen en winnares Pechstein, waardoor ze een richttijd had.
De
5 km telt 12 hele rondjes, een even aantal. Bij het nadeel van de eerst
buitenbocht komt dan het nadeel van de laatste buitenbocht. Op de 5 km voor
heren eindigden vier tweetallen en één drietal binnen tweetiende seconde van
elkaar. Alleen de Japanner Hirako (17, binnen) en de Canadees Knoll (18,
buiten) zouden van plaats hebben moeten wisselen als het startvoordeel niet had
bestaan. Maar het is niet denkbeeldig dat op de 5 km voor dames, zaterdag de 23ste,
dit effect invloed heeft op de medailleverdeling.
Het
meest verbazende is, dat een oplossing allang bestaat. Op de 1000 meter zou
hetzelfde probleem zich voordoen, maar daar wordt midden op het rechte eind
gestart (en midden op het andere rechte eind gefinisht). Zo kun je vaart maken
voor de eerste bocht. Dat moet op de 5000 meter voortaan dus ook.