Vooral westerlingen beoefenen
cyberterreur
Herbert Blankesteijn
Al jaren wordt er
gewaarschuwd voor cyberterrorisme: aanvallen even destructief als die van 11
september, met dit verschil dat ze worden uitgevoerd via netwerken op vitale
computersystemen. Sinds 11 september lijken bedrijven en instellingen hier
extra beducht voor. Beveiligingsbedrijven in de VS melden een toename in het
aantal opdrachten. Er is angst dat een volgende aanval in cyberspace
wordt uitgevoerd, al was het maar als wraak voor mogelijke
vergeldingsmaatregelen van de VS.
Mijn reactie op deze angstpsychose
is tweeledig. Ten eerste: cyberterrorisme is een non-issue. Ten tweede,
schijnbaar hiermee in strijd: cyberterrorisme bestaat allang.
Het
is een non-issue omdat echte terroristen hun doelen, namelijk het zaaien van
paniek door middel van dood, verderf en overweldigende publiciteit, het best op
conventionele manier kunnen bereiken.
De WTC-aanslag heeft dit onomstotelijk aangetoond. Zelfs het onbruikbaar
maken van computergegevens en -netwerken kan waarschijnlijk makkelijker en
efficiënter gebeuren met een flinke bom op de juiste plaats, of door het
liquideren van zorgvuldig uitgekozen mensen, dan door gepriegel vanachter het
toetsenbord. In ieder geval is er geen enkel concreet bewijsmateriaal voor
destructieve activiteiten van terreurorganisaties op computernetwerken.
De
spionagesystemen Echelon en Carnivore, waarover zoveel ophef is geweest, hebben
die zwarte dinsdag niet kunnen voorkomen. Het is mogelijk dat de daders, voor
zover ze van moderne media gebruik hebben gemaakt, dit gedaan hebben met behulp
van geavanceerde cryptografie. Maar dit doet niet terzake omdat de
inlichtingendiensten blijkbaar geen idee hebben gehad wie of wat ze in de gaten
moesten houden. Het Kwaad liep over straat, huurde kamers en auto's, nam
vlieglessen. Misschien hebben de daders ook wel gemaild en gesurft, wat doet
het ertoe? De stap van de Amerikaanse Senaat op 14 september om de
mogelijkheden en reikwijdte van Carnivore uit te breiden is dan ook net zo
pathetisch en zinloos als het aanvallen van Afghanistan, waar niets is om aan
te vallen.
Aan de andere kant bestaat
cyberterrorisme al jaren, in de vorm van de activiteiten van allerlei vandalen.
Tel uw zegeningen! We weten allang wat voor schade er op afstand aan
computersystemen kan worden aangericht. Het is onwaarschijnlijk dat een
handjevol godsdienstfanaten uit achtergebleven landen iets kan verzinnen of
doen dat niet allang is verzonnen of gedaan door de tienduizenden goed
opgeleide slopers uit het Westen zelf. Dat is goed, omdat we aan deze gevaren
inmiddels zijn gewend en ze als een bescheiden dagelijks ongemak beschouwen.
Natúúrlijk gaat er nu en dan een website van een groot bedrijf of
overheidsorganisatie plat door een aanval via internet. Uiteraard circuleert er
op gezette tijden een geniepig virus. Het is normaal dat er eens in de zoveel
tijd een vracht creditcardnummers bij een webwinkel wordt ontvreemd. En als de
voorpagina van je website nog nooit is vervangen door een flauwe boodschap van
een of andere snotneus, tel je eigenlijk niet mee.
Enerzijds liggen we van
dergelijke gebeurtenissen niet meer wakker, anderzijds is het besef gegroeid
dat veel van deze overlast te voorkomen is met eenvoudige maatregelen - al zijn
deze niet altijd goedkoop. Geef je medewerkers een goeie cursus, installeer een
firewall, download die laatste patch. Wie van virussen of
digitale inbraken last heeft is dom of gierig, of allebei. De voortdurende
aanvallen maken zo het systeem sterk. (Je zou haast willen dat er even fanatiek
en consequent geprobeerd werd de beveiliging op luchthavens te doorbreken. Dat
zou de oplettendheid van de functionarissen daar ten goede komen, en misschien
ook wel de budgetten die voor de beveiliging worden uitgetrokken.)
Daarmee zijn de werkelijke
cyberterroristen aangewezen: het zijn de computervandalen, die soms uit China
komen of uit de Filippijnen, maar meestal uit het rijke Westen, bijvoorbeeld
uit de VS, of anders wel uit Sneek. Hun positieve invloed op de
computerveiligheid is niet te danken aan enig verantwoordelijkheidsgevoel. Hoe
ongeleid sommige van deze projectielen zijn is gebleken in de eerste week na de
aanvallen op New York en Washington. 'Hackers' kraakten Afghaanse websites,
maakten andere onbereikbaar, en kaapten mailadressen van radicale moslims. Niet
dat hier sympathieke mensen of organisaties het moesten ontgelden, maar dit is
niets anders dan eigen rechter spelen. De enige bewezen cyberterreur vindt dus
plaats door westerlingen, en wekt woede in het oosten.
Terreur met terreur
vergelden, zonder dat je zeker weet op wie de vergelding zich moet richten, het
staat op hetzelfde niveau als het pesten van moslimmeisjes op weg naar de
basisschool. De FBI heeft zich terecht krachtig uitgesproken tegen het
cyberterrorisme door particulieren op doelen in het Midden-Oosten, evenals
trouwens de Chaos Computer Club, een bekende hackersorganisatie uit Hamburg.
Het valt te hopen dat president Bush meer zelfbeheersing en beschaving aan de
dag zal leggen dan de computerbarbaren die menen hem met hun acties een plezier
te doen.