Microsoft
bevecht vrijwilligers
Herbert
Blankesteijn
Microsofts
topmannen schelden op door vrijwilligers gemaakte software zoals Linux. Wat zit
daarachter?
Op
een bijeenkomst half februari met Amerikaanse wetgevers noemde Microsoft-topman
Jim Allchin open source een bedreiging voor de innovatie en een
vernietiger van intellectueel eigendom. Hij koos daarmee de aanval op een
concurrent van Microsoft die niet met de gebruikelijke middelen te bestrijden
valt, omdat dit verschijnsel zich niet houdt aan normale economische regels.
Open
source is
de aanduiding voor een systeem waarbij software door vrijwilligers wordt
ontwikkeld, en de broncode (de tekst van het computerprogramma, dus de
eigenlijke lijst met opdrachten aan de machine) openbaar blijft. Op de
computers bij bedrijven en consumenten staat de programmatuur gewoonlijk in een
vorm waaruit de broncode niet te herleiden valt.
Op
basis van de broncode kan de ene programmeur voortbouwen op het werk van de
andere. Het beste voorbeeld van een open source-ontwikkeling is het
gratis besturingssysteem Linux, dat zich heeft ontwikkeld tot een geduchte
concurrent van Windows. Steeds meer computerleveranciers bieden systemen met
Linux aan. Linux heeft de reputatie stabieler en sneller te zijn dan Windows,
hoewel minder makkelijk in het gebruik. Andere voorbeelden van open
source-software zijn het Napster-alternatief Gnutella en de browser Mozilla,
die is geënt op de openbare broncode van de software van Netscape.
Op
3 mei zei Senior Vice President Craig Mundie in toespraak voor de New York
University School of Business en in een begeleidend artikel, dat het openbaar
maken van broncode 'ongezond' is en tot instabiele producten en
veiligheidsproblemen leidt. Op 1 juni deed president Steve Ballmer het
dunnetjes over met de uitspraak in een interview met de Chicago Sun-Times dat
open source ‘een vorm van kanker is die zich, wat intellectueel eigendom
betreft, hecht aan alles wat het aanraakt’.
Dit
slaat op een eigenschap van veel open source-software dat hij wordt verspreid
onder de General Public License (GPL). Deze licentie stelt, dat alle
programmatuur waarvoor code is gebruikt die onder de GPL is vrijgegeven, op
zijn beurt als open source beschikbaar moet worden gemaakt. Als Microsoft een
paar regels GPL-code zou gebruiken in een eigen programma, zou dit programma
toch niet als Microsoft-product kunnen worden verkocht, maar toekomen aan de
internationale open source-gemeenschap. Op internet stak na Ballmers
vergelijking een storm van verontwaardiging op uit de kring van open
source-adepten.
Op
19 juni trachtte Bill Gates olie op de golven te gooien. In een interview met
het nieuwsorgaan CNet zei de chief software architect dat Microsoft geen
bezwaar heeft tegen open source-software en deze zelfs gebruikt op servers van
de e-maildienst Hotmail. Maar Gates herhaalde de stelling van Ballmer in
mildere vorm, door open source te vergelijken met PacMan: een verschijnsel dat
zich etend een weg baant.
Op
21 juni was het weer mis. Op de site Linux Today werd de tekst onthuld van de
licentie voor de Mobile Internet Toolkit (MIT), een product van
Microsoft bestemd voor programmeurs. Deze licentie verbiedt programmeurs de MIT
te gebruiken samen met open source-software. Open source-fans vielen vooral
over de aanduiding van open source-programmatuur: potentially viral software.
De vergelijking met virussen slaat vermoedelijk op dezelfde werking van de GPL
als waarvoor Ballmer het woord 'kanker' en Gates 'Pacman' in de mond nam, maar
suggereert een verband met computervirussen. Retoriek in de tekst van een
licentie, het is, diplomatiek uitgedrukt, zonder precedent.
Snijden
de bezwaren van Microsoft hout? Sommige hebben tot verbazing geleid, zoals de
uitspraak van Allchin over innovatie. Microsoft heeft de reputatie niet zozeer
zelf te innoveren, als wel goede ideeën van anderen bekwaam te verkopen.
Software als Internet Explorer, Media Player, Messenger, Word en natuurlijk
Windows zelf zijn succesvolle imitaties van producten van anderen (namelijk
Netscape, RealPlayer, ICQ, WordPerfect respectievelijk MacOS). Andere
belangrijke producten van Microsoft zijn aankopen, zoals de dienst Hotmail. Ook
de beschuldiging van Mundie dat open source geen stabiliteit en veiligheid
biedt, heeft bevreemding gewekt. Juist Windows is op dit gebied jarenlang een
bron van zorg geweest. Windows 2000 is de eerste versie waarvan de stabiliteit
gebruikers tevreden stelt, maar de veiligheid van Internet Explorer en Outlook
blijft problematisch.
Het
is ironisch dat Microsoft moest toegeven, na aanvankelijke ontkenningen, zelf
open source-software te gebruiken. Het gaat onder andere om het
besturingssysteem FreeBSD, dat op servers van Hotmail draait omdat het 'technisch
superieur' is, zoals een medewerker van Microsoft in de Wall Street Journal
verklaarde. Sterker, er is code uit FreeBSD verwerkt in Windows. Dit is
toegestaan, omdat voor FreeBSD niet de GPL-licentie geldt maar een minder
strenge overeenkomst. Mundie en Bill Gates hebben duidelijk gemaakt dat hun
bezwaren vooral gericht zijn tegen de GPL, die onder andere geldt voor Linux.
Het
is waar dat open source-software 'besmettelijk' is in die zin dat programma's
waarin code volgens de GPL-licentie is verwerkt, zelf ook openbaar moeten
worden. Dat is de tegenprestatie die de gemeenschap eist: wie de intellectuele
prestatie van een ander gebruikt, ruilt deze tegen zijn eigen intellectuele
eigendom. Maar dit geldt alleen bij het schrijven van programmatuur. Het gebruik
van dergelijkt software leidt tot geen enkele verplichting. Behalve Hotmail
profiteren miljoenen Linux-gebruikers daarvan. Zelfs wanneer een programmeur
een open source-programmeerhulp zou gebruiken bij het schrijven van software,
blijft deze software zijn eigen intellectueel bezit, zolang de code die hij
heeft geschreven zijn eigen creatie is. De maker van een tekstverwerker heeft
ook geen auteursrecht op het artikel dat met zijn product wordt geschreven.
Zo
is het ook mogelijk commerciële software te maken en te verkopen voor computers
met Linux, zonder het auteursrecht daarop te verliezen. Er bestaat wel degelijk
commerciële software voor Linux. Ook Microsoft zou zich in deze markt kunnen
begeven, bijvoorbeeld met een versie van Office voor Linux. Redmond heeft dat
steeds geweigerd, om zijn Windows-belangen te beschermen. Steve Ballmers
stelling dat Linux een vorm van kanker is die zich hecht aan alles wat het
aanraakt, is dus in geen enkel opzicht waar.
In
hetzelfde interview zei Ballmer bovendien: 'Open source is niet beschikbaar
voor commerciële bedrijven,' en: 'Linux is niet in het publieke domein.' In
welke zin volgens Ballmer gratis software met een openbare broncode níet tot
het publieke domein behoort, is niet duidelijk. Afgezien daarvan, bedrijven
kunnen niet alleen op de bovengenoemde manieren open source-software gebruiken.
Er zijn zelfs talrijke ondernemingen die Linux verkopen, zoals Red Hat, Caldera
en SuSE. Formeel verkopen ze niet de software zelf, want ze bezitten de rechten
daarop niet. De betreffende bedrijven bieden hun 'distributie' van de
Linux-software gratis aan op hun website. Hun product is een handleiding,
eventueel hulp bij installatie, en ondersteuning voor gebruikers. Of deze
bedrijven daar even rijk mee worden als Microsoft staat te bezien, maar ze zijn
beslist commercieel en de open source-software staat ook tot hun beschikking.
Een opmerking van Craig Mundie dat 'open source niet succesvol kan zijn in het
creëren van een massamarkt' is in het licht van de spectaculaire groei van
Linux ook moeilijk te begrijpen. Volgens cijfers van het onderzoeksbureau IDC
die in maart zijn gepubliceerd, groeit Linux zowel in marktaandeel op de
servermarkt (25+2%) als in aantal installaties (1,35 miljoen+24%) ongeveer even
hard als Windows. [REDACTIE: 25% en 1,35 miljoen zijn de cijfers van begin
2000. De groei komt daar dus bij. Wil je liever de cijfers van eind 2000
vermelden dan wordt het 27% (+2%) en 1,67 miljoen (+24%).]
Microsoft
voelt zich bedreigd door het succes van de open source-software, zeker nu het
steeds meer moeite moet doen om de gebruikelijke winst en de gebruikelijke
groei van dubbele cijfers te behalen. Nieuwe Microsoft-software vertoont steeds
minder vaak essentiële vernieuwingen. Klanten van Microsoft vertonen minder
enthousiasme om op nieuwe versies over te gaan. Het nieuwe licentiebeleid voor
Office XP, dat bedoeld is om via een soort abonnement gebruikers te dwingen tot
regelmatig upgraden en tot de bijbehorende betalingen, zet veel kwaad
bloed. Tegelijkertijd wordt software als Linux langzamerhand makkelijker in het
gebruik (hoewel het systeem in dat opzicht niet aan Windows kan tippen) en is
het voor een voorhoede al een aantrekkelijk alternatief.
Het
probleem is, dat deze concurrent ongrijpbaar is. Op prijs concurreren gaat
niet. Software weggeven, een middel dat Netscape op de knieën bracht en nu
ingezet wordt tegen RealMedia, de maker van afspeelprogramma's voor
internetvideo, helpt evenmin. Opkopen is niet mogelijk. De concurrent heeft
gratis arbeid; liefdewerk en weggeven kunnen moeilijk worden verboden. Het
enige wat overblijft is: de ander partij in een kwaad daglicht stellen.
Tegelijkertijd zou Microsoft graag zelf open source-code willen gebruiken,
blijkens de bezwaren tegen de GPL. Microsoft heeft daarbij mogelijk de hoop
gevestigd op de overheid, getuige de argumenten op het gebied van innovatie en
intellectueel eigendom, en getuige ook de woorden van Jim Allchin: 'Ik geloof
dat we beleidsmakers deze bedreiging beter moeten uitleggen.' Tot nu toe brengt
Microsoft daar weinig van terecht.