Angst en walging

Herbert Blankesteijn

 

Waarom zou je bang zijn voor spinnen? Spinnen zijn nuttige dieren want ze vangen muggen en vliegen. Volgens de Britse psycholoog Graham Davey is niettemin een derde tot de helft van de vrouwen en een op de zes mannen bang voor spinnen.

 

Vrouwen zijn banger voor beestjes dan mannen. Een Canadese studie in 1982 heeft uitgewezen dat 43% van de vrouwen voor een of andere onschuldige diersoort angst voelt. Hoe komt dat? Een goede vraag, die nu zal worden behandeld - maar laat alvast gezegd zijn dat er geen antwoord op komt.

 

Graham Davey presenteerde in 1994 als verklaringen voor de angst voor spinnen de giftige beet van sommige spinnen, en het verband tussen de aanwezigheid van insecten (spinnen zijn geen insecten maar leven er wel van) en het vóórkomen van ziekten. Bevredigend is dat niet, want in onze contreien bijten spinnen zelden, laat staan giftig, en het verband met ziekten is bij ratten en vliegen veel concreter. Opvallend is verder dat in landen waar wezens met veel enge pootjes en sprieten gevaarlijker zijn, daar juist minder moeilijk over wordt gedaan. Insecten verschijnen er soms op tafel als lekkernij.

 

Het feit dat vrouwen angstiger zijn voor tal van dieren bracht Davey in 1994 tot een verband met de psychologische grootheid disgust sensitivity, te vertalen met 'afkeergeneigdheid'. Iemands afkeergeneigdheid blijkt uit gevoelens van walging als de persoon zich voorstelt dat hij een lekkernij moet eten die is aangeraakt door iets vies, bijvoorbeeld een slak. Het gaat dus niet om de slak zelf maar, zogezegd, om zijn slijm. Disgust sensitivity betreft ook niet-dierlijke zaken als rot fruit, wordt gemeten met vragenlijsten en is een volledig subjectieve, gevoelsmatige zaak. Angst is daarentegen een psychologisch verschijnsel dat meetbare effecten kan hebben als zweten, verhoogde hartslag en beven.

 

Davey enquêteerde een vierhondertal personen en ontdekte dat vrouwen behalve meer angst voor dieren een grotere 'disgust sensitivity' hebben. Hij proclameerde in het British Journal of Psychology dat vrouwen banger zijn doordat ze meer walgen.

 

De Groningse klinisch psycholoog dr. Willem Arrindell kreeg Daveys artikel onder ogen. 'Ik heb laten weten dat Davey met de statistiek de mist in ging. Als vrouwen een grotere afkeergeneigdheid hebben dan mannen én meer angst voor dieren, hoeven die factoren niet met elkáár in verband te staan. Davey heeft met mijn opmerkingen niets gedaan.'

 

Arrindell besloot te onderzoeken of mensen, naarmate ze een grotere 'disgust sensitivity' hebben, ook banger zijn voor allerlei dieren. Hij nam de moeite onderscheid te maken tussen vier categorieën dieren: 'angst-relevante dieren', onder andere muizen, ratten en slangen, 'droge ongewervelden' als wespen, kakkerlakken en spinnen, 'slijmerige en nat ogende dieren', bijvoorbeeld slakken en vissen, en 'boerderijdieren' zoals koeien, geiten en paarden. Een vijfde groep, roofdieren, waarvoor angst maar al te gerechtvaardigd zou zijn, werd buiten beschouwing gelaten. Dit systeem had Arrindell na een eerdere studie in het leven geroepen. Als je bang bent voor een beest uit één van de categorieën, ben je waarschijnlijk ook bang voor andere beesten uit dezelfde categorie. Dat is de voorspellende waarde van die indeling.'

 

Op de ingevulde vragenlijsten werd statistische regressieanalyse losgelaten, iets wat Davey had verzuimd. Vrouwen meldden inderdaad een significant hogere afkeergeneigdheid dan mannen. Maar wanneer hiervoor werd gecorrigeerd, bleef het sekseverschil in angst voor dieren bestaan.

 

Arrindell: 'Het staat vast dat vrouwen meer last hebben van angst voor allerlei dieren, maar die disgust sensitivity kan dit dus niet verklaren. Het kunnen andere factoren zijn als opvoeding, cultuur, sekserollen of hormonen. Er is ander onderzoek nodig om dat te weten te komen.'

 

Met dergelijk onderzoek is Arrindell inmiddels in de weer geweest. In cultureel diverse landen als Australië, de voormalige DDR, Groot-Brittannië, Griekenland, Guatemala, Hongarije, Italië, Japan, Spanje, Venezuela en Zweden heeft hij verschillende soorten angsten in kaart gebracht. 'Ik onderscheid vijf categorieën: sociale angst, angst voor ziekte, letsel en dood, angsten in verband met seks en agressie, pleinvrees, en de angst voor ongevaarlijke dieren. De uitkomsten zijn stabiel en betrouwbaar over alle landen: in de angst voor ongevaarlijke dieren zijn de sekseverschillen het sterkst.' Cultuur is het dus ook niet. Wat wel?