Plaagbeheer
Herbert Blankesteijn
Natuurbeheer door boeren
werkt niet, publiceerden onderzoekers uit Wageningen in oktober. In Nature nog
wel. Tuurlijk, dacht ik, toen ik de eerste zinnen daarover las. Agrarische
productie is het tegendeel van natuurbeheer, volgens elke denkbare definitie.
Probeer je voor te stellen hoe Nederland eruit zou zien zonder landbouw en
veeteelt. Behalve bebouwde kommen en industriegebieden zou er alleen bos zijn
en moeras.
Boeren hebben als
doelstelling: winst maken met hun bedrijf, of in ieder geval het hoofd boven
water houden. Zoals we kunnen zien aan de grondwaterstand, de vermesting, de
epidemieën onder het vee en de woestijnachtige grootschaligheid van het huidige
agrarische landschap, houden ze daarbij geen rekening met welke natuurwaarde
dan ook. Dat valt ze niet kwalijk te nemen, maar het is een eenvoudig, door
iedereen te constateren feit.
Dat was mijn gedachte.
Maar bij verder lezen raakte ik in grote verwarring. De onderzoekers leken het
met mij eens, maar maakten onderweg een vreemde bocht. Boeren krijgen
tegenwoordig volgens 'weidevogelcontracten' een paar bankbiljetten voor elke
grutto of kievit die ze niet om zeep helpen. Dat beleid zet volgens de
Wageningse onderzoekers weinig zoden aan de dijk. Heel voorzichtig bleven ze:
"Elk jaar 100 miljoen eraan uitgeven is wel erg veel,' zei er een.
'Agrarisch natuurbeheer kan succes hebben, als boeren deskundig worden begeleid
en er een gedegen evaluatie aan vastzit,' verwoordde NRC Handelsblad hun
conclusie.
Intussen is een discussie
ontbrand over dit onderzoek, maar daar doe ik niet aan mee. Alle betrokkenen
lijken namelijk grutto's, scholeksters en kieviten te beschouwen als
indicatoren voor een gezonde natuur. En dat is natuurlijk kletskoek. Zulke
vogels zijn indicatoren voor de aanwezigheid van boeren. Of liever: indicatoren
voor de agrarische praktijk van vijftig jaar geleden, waar mensen een
sentimenteel verlangen naar hebben.
Zo gaat het nou altijd.
Pas nog zijn er maatregelen genomen om op de Veluwe het zand weer lekker te
laten stuiven. Maar dat is geen natuur; de zandverstuivingen zijn restanten van
middeleeuwse roofbouw. De verafgode heide ook. In Indonesië woekert de alang-alang
overal waar het regenwoud is afgebrand. Gaan de mensen daar dat gras ook mooi
vinden, als ze er lang genoeg op wonen?
In Intermediair stond op 13 september een groot en verdrietig stuk
over de achteruitgang van de huismus. Maar net als weidevogels, heide en
alang-alang is de mus een plaag, die zijn kans heeft gekregen in het
cultuurlandschap van de mens. Wat geeft het als er niet langer tien zijn per
achtertuin, maar één per tien tuinen? De aantallen in normale, afwisselende
natuur zouden nog veel lager zijn.
Hoewel je van mening kunt
verschillen over hoe natuur er precies uit ziet, staat dit wel vast: natuur is
over het algemeen veel gevarieerder dan cultuurlandschap. Het cultiveren van
soorten die er toch al in veel te grote aantallen zijn dank zij de mens, is
daarom belachelijk.