Lijk in poedervorm

Herbert Blankesteijn

 

Er komt een moment in het leven dat het onvermijdelijke gebeurt. Dan moet je met je naasten praten over de vraag of je wilt worden begraven of gecremeerd.

 

Ik heb me daar altijd tegen verzet. Voor mij is het een keus als: wil je zout of peper in je koffie? Ik hou van natuurlijke processen, en ik zou het liefst in een ontoegankelijk bos open en bloot op de grond tot ontbinding overgaan, geholpen door grote zwarte niet-aaibare vogels en allerlei wriemelend gedierte. (Begraven is een nodeloos vertraagde versie hiervan; cremeren een overdreven versnelde.) Sommige Hindoetradities zijn mij sympathiek: bij mijn weten worden overledenen in India wel in de Ganges gekieperd of in speciale amfitheaters aan de gieren aangeboden. Dat laatste doet mij trouwens denken aan de Westerse praktijk van orgaandonatie - een gedachte die ik nu niet zal uitwerken.

 

Anderen zullen hun eigen perverse voorkeuren hebben. De een ambieert het mummieschap, een ander laat zijn as de ruimte in lanceren. Vrijheid blijheid. Ook mijn weerzin tegen begraven en cremeren hoeft de lezer niet te delen; die is volstrekt gevoelsmatig. Maar er zijn objectieve problemen, die te maken hebben met het milieu. Kerkhoven nemen veel plaats in in dit kleine, volle land en maken het de drinkwaterbedrijven moeilijk. Cremeren kost brandstof, en het verbranden van lichamen met vullingen in de kiezen en met metalen gewrichtsprotheses is ook niet alles.

 

Om dergelijke bezwaren het hoofd te bieden heeft een Zweedse ecologe een procédé ontwikkeld. Het bericht hierover in New Scientist is dermate krankzinnig, dat ik eerst even op de kalender heb moeten kijken.

 

Milieuvriendelijke lijkverwerking begint met een bad in vloeibare stikstof van minus 196 graden (niet te verwarren met het invriezen van lichamen of hoofden met het oog op latere wederopstanding). Volgt een bombardement met ultrageluid om het weefsel open te breken zodat de stikstof goed kan doordringen. Onder vacuum wordt vervolgens vrijwel alle water aan de stoffelijke resten onttrokken. Resultaat: een 'hygiënisch, geurloos poeder' en een gewichtsreductie met een factor vier. Allemaal getest op dode varkens en koeien.

 

Eigenlijk verbaast het me dat de bedenkster voorstelt het eindproduct alsnog te begraven. Als het zo hygiënisch is, zou  je het net als crematieas aan de nabestaanden kunnen meegeven, die het over de tuin kunnen uitstrooien of op de schoorsteenmantel zetten. De industriële aanpak herinnert me ook aan de film Soylent Green, die speelt in een overbevolkte, hongerende wereld, waarin ouderen vrijwillig hun leven laten beëindigen. In de loop van het verhaal blijkt een nieuw kunstmatig voedingsproduct, Soylent Green, te worden gemaakt van menselijke resten.

 

De Zweedse kerk ziet geen theologische bezwaren tegen de nieuwe technologie, en de Anglicaanse ook niet, 'als het waardig gebeurt.' Mijn slotsom hebt u natuurlijk dit hele stukje al voelen aankomen. Over mijn lijk.