Lezersmail
Herbert Blankesteijn
Bij het televisieprogramma waar ik mijn carrière als
wetenschapsjournalist begon, beantwoordden we geen telefoontjes van kijkers.
Als je iedereen te woord moet staan die de telefoon grijpt, kom je aan je
normale werk niet toe. Kijkersvragen werden behandeld door een speciale
afdeling, die alleen de hulp van de redactie inriep als dat nodig was. Als er
veel klachten waren over het uiterlijk of het taalgebruik van de presentatoren,
dan vertelde die afdeling het ons wel. Kijkers die contact met de redactie
wilden, werden uitgenodigd een brief te schrijven. Zo was er een drempel voor
al te spontane reacties.
Een jaar of zeven geleden, toen aan het grote publiek
moest worden uitgelegd wat internet inhield, werd nogal eens gezegd dat je per
e-mail de president van de VS je mening kon geven. Het mailadres stond er
meestal bij: president@whitehouse.gov. Ik heb
het geprobeerd, maar uiteraard kwam er geen antwoord. Iedereen kon bedenken dat
een president zich met mailtjes van Mr. Nobody uit Nederland niet bezighoudt.
Inmiddels krijgt zelfs een Congressman
in de VS tienduizenden mails per maand op zijn publieke adres. Dat adres
fungeert dus als onzinvanger; uiteraard heeft een politicus een geheim
mailadres dat hij alleen geeft aan diegenen met wie hij contact wil.
Mail maakt communiceren te makkelijk. Het Jeugdjournaal
heeft het één keer gewaagd een e-mailadres op tv bekend te maken, maar ze zijn
van de gevolgen (honderden mailtjes) zo geschrokken dat ze het bij mijn weten
nooit meer gedaan hebben. Mijn zoon heeft destijds op zijn zorgvuldig
geschreven mail nooit enige reactie gehad.
Als programmamaker heb ik ook ervaring met mail. Onlangs
is een van mijn mailadressen een paar keer te zien geweest in een tv-programma.
Het aantal reacties viel me eerlijk gezegd mee, maar om nou te zeggen dat het
mijn leven verrijkt heeft... De meeste mensen hebben gewoon een probleempje met
Office of zo. Het is echt een illusie dat ik op dat terrein aan individuele
hulpverlening kan doen, al was het maar omdat ik vaak het antwoord niet weet.
Vandaar dat ik altijd met verbazing heb gezien dat
collega’s hun mailadres onder hun stukken zetten. Je laat je telefoonnummer
daar toch ook niet afdrukken? Iedere journalist weet dat je aan het gros van de
reacties niets hebt; het kost alleen maar tijd. Als iemand zijn mailadres week
in week uit vermeldt, bewijst dat dat er vrijwel niemand reageert, of dat de
journalist in kwestie de reacties negeert.
Vorige week stond onder deze column mijn mailadres. Dat
was een misverstand; het zal niet meer gebeuren. U mag mij schrijven, maar dan
moet u daar wel wat moeite voor doen - bijvoorbeeld door die ene Intermediair
uit het oud papier te halen. Alleen dan kan ik op elk mailtje netjes reageren.